Ale kwam voor het eerst in contact met het Opus Dei toen zij 12 of 13 jaar oud was, dit was dankzij haar moeder: “Het was een van de eerste keren dat ik de mogelijkheid had om dat directe contact met God te ervaren”. Tijdens haar tienerjaren nam Ale deel aan vormings- en catechese-groepjes in de achterstandswijken van La Paz, wat haar roeping om de meest behoeftigen te helpen deed ontwaken.
Op haar zestiende, had ze het gevoel dat er “iets ontbrak” in haar leven. In die periode leerde haar moeder Morris kennen, een jonge Italiaan die vrijwilligerswerk deed met straatkinderen. “Vanaf die dag werd hij op een heel bijzondere manier deel van mijn leven”, vertelt ze met een glimlach.
“Mijn man zei altijd dat iedereen een tweede kans verdient.”
Geïnspireerd door de leer van de heilige Jozefmaria begreep ze dat armoede niet alleen materieel is, maar ook bestaat uit het gebrek aan liefde en God. “Morris leerde me dat interesse tonen een manier was om rijkdom aan anderen te geven.” Samen met hem begon ze haar werk met daklozen en drugsverslaafden. “Hij zei altijd dat iedereen een tweede kans verdient.”
Hun relatie groeide en ondanks hun aanvankelijke meningsverschillen over het Opus Dei, ontdekten ze dat ze hetzelfde ideaal deelden: “We streven naar heiligheid, we zoeken God en bovenal zoeken we zin te geven aan ons bestaan”. Vier jaar later trouwden ze en besloten ze hun leven te wijden aan sociale rehabilitatie: “We hadden al jarenlang gewerkt met daklozen, ze hielden veel van ons.”
Het noodlot sloeg toe toen Morris, terwijl hij een vrouw hielp een rivier over te steken, omkwam bij een ongeluk. “Voor mij is het leven als een boek met hoofdstukken... het mijne ging gewoon door.” Er werd een beeld van Onze Lieve Vrouw van Copacabana geplaatst op de plek van het ongeluk en sindsdien is de rivier nooit meer buiten haar oevers getreden. “Sinds de Maagd daar staat, wekt ze veel devotie op.”
Na dit verlies wilde Ale een nieuwe start maken. “Het is net als wanneer er een aardbeving plaatsvindt, daarna moet je puin ruimen.” Het geloof van de jongeren in de rehabilitatie inspireerde haar: “God is alles wat ik heb.” Ze ging weer naar het Opus Dei, waar ze troost en een doel vond. “Het Opus Dei is de motor van mijn ziel, die me altijd aanzet om opnieuw te beginnen, want niets gaat verloren.”