"Het is de moeite waard" (III): de tijd tot onze bondgenoot maken

Wanneer we het verstrijken van de tijd ervaren, worden we ons ervan bewust dat we trouw kunnen zijn en daardoor steeds gelukkiger kunnen worden. Maar een belangrijk deel van deze uitdaging in onze dagen bestaat erin voortdurend God te zoeken en onze gevoelens positief te ontwikkelen.

Soms is een paar bladzijden uit het leven van Jezus lezen al genoeg om met Hem te voelen hoe vol vreugde en vermoeiend het is om te evangeliseren. Zoals die dag bijvoorbeeld, toen hij de broden en vissen had vermenigvuldigd om duizenden mensen te voeden. Later die nacht zou Hij over het water naar de boot van de leerlingen lopen; en ten slotte, toen ze in Genesaret aankwamen, zou Hij alle zieken genezen (vgl. Mt 14,13-36). Voor degenen die Christus volgden moeten dit onvergetelijke dagen zijn geweest. Zijn liefde en macht vervulden de harten van de eenvoudige mensen, van hen die open wilden staan voor het onvoorstelbare dat ze zagen. Maar we lezen ook dat dit niet voor iedereen gold. Precies in diezelfde dagen vragen sommige religieuze leiders, ogenschijnlijk bezorgd over de geloofwaardigheid van hun tradities waardoor talloze uiterlijke voorschriften moesten worden vervuld, aan Jezus: ‘Waarom overtreden uw leerlingen wat ons van oudsher is overgeleverd?’ (Mt 15,2). Het contrast tussen het eenvoudige en het ingewikkelde is groot. De schriftgeleerden beschuldigen Jezus en zijn leerlingen ervan ontrouw en onzorgvuldig te zijn in hun omgang met God. Maar de Heer gebruikt de gelegenheid om te laten zien waarin de kern van een oprecht trouw leven is gelegen.

Een trouw die gebaseerd is op steeds nieuwe bekeringen

Een werkelijk vruchtbaar leven, waardoor God iemand een ‘goede en trouwe dienaar’ noemt, zit ‘m niet in woorden alleen, noch in het louter vervullen van uiterlijke voorschriften, want beide kunnen vóórkomen zonder een waarachtige trouw in het hart. Jezus ontleent harde woorden aan de profeet Jesaja om dit uit te drukken: ‘Gij hebt het woord van God krachteloos gemaakt ter wille van uw eigen overlevering. Hoe juist heeft Jesaja over u, huichelaars, geprofeteerd toen hij zei: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij. Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren”’ (Mt 15,6-9). Wanneer je op deze manier leeft, legt Benedictus XVI uit, ‘verliest de godsdienst haar ware betekenis, en die is: luisterend naar God te leven om zijn wil te doen, (...) en daardoor goed te leven, in de ware vrijheid. Anders wordt de godsdienst gereduceerd tot het beoefenen van bijkomstige gewoonten, die veeleer de menselijke behoefte bevredigen om een goed gevoel te hebben over God.’[1]

Verscheidene van die wetgeleerden, die met die uiterlijke vroomheid leefden en de neiging hadden om op het gestruikel van anderen te letten, hadden in hun jeugd beslist de ervaring van de ware God gehad. Zeker hadden zij lang geleden met edelmoedigheid, met echte vurigheid, beantwoord aan de suggestie om hun leven met God te delen. We hebben dit misschien meer dan eens overwogen bij dit soort teksten. Maar wat is er gebeurd met die eerste liefde? Je kunt toch niet zeggen dat die schriftgeleerden trouw waren alleen maar door religieuze leiders te zijn en te blijven. Maar wat is “trouw” dan?

Wanneer de heilige Jozefmaria nadenkt over het soort relatie dat een christen met de Kerk verbindt, maakt hij duidelijk dat het niet om een eenvoudig “er bij blijven” gaat. Het is niet alleen maar een kwestie van in de doopregisters ingeschreven te staan, van bepaalde ceremonies bij te wonen en simpelweg lid te zijn: ‘het christendom is geen gemakkelijke weg. We kunnen ons niet tevreden stellen met in de Kerk te zijn en de jaren voorbij te laten gaan. In ons leven, in het leven van de christen, is de eerste bekering belangrijk – ieder van ons herinnert zich dat unieke moment waarop ons duidelijk werd wat Onze Lieve Heer van ons vraagt – maar nog belangrijker en moeilijker zijn de bekeringen die daarop volgen.’[2] Waarachtige trouw heeft niets passiefs: het is niet gewoon maar ‘niet er buiten staan’, maar het veronderstelt een actieve houding, open voor veranderingen in de tijd, wat ‘steeds nieuwe bekeringen’ inhoudt. Om een trouw leven op te bouwen moeten we in gedachten houden dat we wezens zijn die in de tijd leven en onze eigen biografie schrijven: we vormen onszelf in de loop der tijd.

De valse zekerheid van het onmiddellijke

Het verlangen om de realiteit van de tijd diepgaand te begrijpen heeft denkers en kunstenaars van de oudheid tot nu beziggehouden. In films, bijvoorbeeld, experimenteren veel verhalen met de tijd: ze spelen met de hypothetische mogelijkheid om de tijd stil te zetten, vooruit of achteruit te zetten of zelfs te doen verdwijnen. De tijdsduur maakt deel uit van het mysterie van het menselijk leven. ‘Mijn geest is vervuld van het verlangen om dit ingewikkelde raadsel te kennen’[3], bekent de heilige Augustinus. Deze relatie met de tijd krijgt vandaag de dag een speciale betekenis, in een cultuur die er steeds meer aan gewend raakt dat alles direct moet gebeuren. Voor veel dingen is het verstrijken van tijd nodig om vrucht te dragen, hun schoonheid te ontvouwen, te groeien. Maar doordat we veel aspecten van ons bestaan ─ van communicatie tot het verkrijgen van goederen of emoties ─ “hier en nu” kunnen beleven worden deze dingen vreemd en ontoegankelijk voor ons. En de trouw behoort tot dit soort ervaringen. “Tijd” kan kansen, ontwikkeling, leven betekenen... maar ook vertraging, vluchtigheid, saaiheid. Hoe kunnen we in de tijd een bondgenoot zien in plaats van een vijand? Hoe kunnen we in de tijd het kanaal zien dat God heeft gewild zodat er een gelukkig leven, vol vruchtbaarheid, vriendschap en vrede, in ons kan groeien? Omdat de trouw geen onmiddellijke emotie of een instant beloning is, gaat ze altijd gepaard met enige onzekerheid, iets onbepaalds; ze is altijd in ontwikkeling. En dit is goed omdat het een constante houding van aandacht van ons vraagt; het brengt ons ertoe om in de liefde altijd creatief te zijn.

Omdat de trouw een goed is dat tussen twee mensen ontstaat, is ze altijd onderhevig aan de verleiding om deze “positieve onzekerheid” waarvoor de tijd nodig is te willen vervangen door valse kant-en-klare zekerheden, door onszelf bedacht, waarbij de ander dus uitgesloten wordt.We kunnen in de verleiding komen om de ander uit onze gedachten te verwijderen, om hem of haar te vervangen door een onmiddellijke zekerheid, naar onze eigen maat gevormd. En dit is wat er soms gebeurt met het volk Israël in zijn relatie met God: de Bijbel laat de smalle grens zien die de trouw aan de ware God scheidt van de afgoderij, van het geloof in wat we met onze eigen handen kunnen vormen en controleren.

Het tafereel van het door God beminde volk dat een gouden beeld maakt om dat te aanbidden is indrukwekkend. ‘Toen deden allen hun goede oorringen af en brachten die bij Aäron. Deze nam ze in ontvangst, bond ze in een buidel, en maakte er een stierenbeeld van. Toen riepen ze uit: “Israël, dit is de god, die u uit Egypte heeft geleid”.’ (Ex 32, 3-4). Wat kon hen tot zo’n verwarring hebben gebracht? Wat deed hen denken dat zij in de steek waren gelaten door Degene die hen juist had gered en hen op hun tocht had vergezeld? Het antwoord wordt gegeven in de bladzijden van de Heilige Schrift zelf: ze deden dat omdat ‘Mozes maar wegbleef en niet naar beneden kwam’ (Ex 32,1). Ze werden bedrogen door hun eigen haast om Gods timing te verkorten; ze werden gedreven door de behoefte om een meetbare, controleerbare zekerheid te hebben, in plaats van zich over te geven aan de zekerheid van het geloof.

Wat onderscheidt de afgoderij dan van de trouw? We aanbidden valse goden als we ons laten verleiden om zekerheid te zoeken; maar niet een zekerheid die gebaseerd is op de liefde van een andere persoon, op het geschenk dat de ander is, maar een zekerheid die gebaseerd is op zelfbevestiging: op de zekerheid dat we in staat zijn om alles onder controle te hebben. In de loop der eeuwen die ons scheiden van de episode van het gouden kalf heeft deze afgoderij talloze variaties gekend. Ook vandaag de dag nemen ze vele vormen aan: personen van wie we verwachtingen hebben die alleen God kan waarmaken; onze carrières als een plek om applaus te oogsten; een hobby die ons de tijd rooft die we aan onze geliefden verschuldigd zijn; of zelfs aspecten van onze vroomheid die ons ooit met de ware God verbonden.

In moeilijke momenten, wanneer onze innerlijke onrust toeslaat en we willen ontsnappen aan de duizeling van de tijd, wanneer we onszelf willen vertellen dat we meetellen, dat we niet onbelangrijk zijn, kunnen we in de verleiding komen om goden van metaal te bouwen. Trouw betekent dan dat we deze bordkartonnen zekerheden ontmaskeren en ons vertrouwen op God stellen. ‘Het geloof is de basis van de trouw. Niet het ijdele vertrouwen in ons menselijk vermogen, maar het geloof in God die de vaste grond is van de hoop.’[4]

Onze gevoelens helpen ons de waarheid te kennen

‘De trouw omvat alle dimensies van ons leven, want het gaat om de hele persoon: intelligentie, wil, gevoelens, relaties en geheugen.’[5] Daarom verlangt Jezus voor God niet alleen woorden, niet enkel de vervulling van bepaalde uiterlijke voorschriften, maar ook ons hart: ‘Ik wil liever barmhartigheid dan offers’, zegt Hij bij een andere gelegenheid, waarbij Hij de profeet Hosea citeert (vgl. Mt 9,13). Daarom antwoordt Hij op de vraag van een farizeeër over het belangrijkste gebod, opnieuw met de woorden van de Schrift: ‘Gij zult de Heer, uw God, beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. Dit is het voornaamste en eerste gebod’ (Mt22,37-38).

In zijn catechese over de Heilige Geest heeft de heilige Johannes Paulus II uitgelegd hoe de derde Persoon van de Drie-eenheid ‘ons hele wezen doordringt en mobiliseert: intelligentie, wil, gevoelsleven, lichamelijkheid, zodat onze “nieuwe mens” de ruimte en de tijd kan doordringen met de nieuwheid van het Evangelie’.[6] Juist omdat Hij naar ons geluk verlangt, wil de Heer niet dat we innerlijk verdeeld zijn: Hij dringt erop aan dat we een transparante relatie met Hem onderhouden en daarin steeds meer onze intelligentie, onze verlangens, onze emoties en onze kleine of grote beslissingen integreren... alles in een voortdurende groei in de loop der tijd. Om trouwe relaties op te bouwen is die harmonieuze ontwikkeling van onze vermogens fundamenteel.

‘Ik wil ook dat jullie genegenheid voelen’, zei de heilige Jozefmaria in dit verband altijd, ‘want als iemand zijn hart niet legt in wat hij doet, is hij ongelukkig en geestelijk misvormd’.[7] Aan het einde van veel bijeenkomsten zegende de stichter van het Opus Dei “onze genegenheid”, de gevoelens van degenen die naar hem kwamen luisteren, want we moeten ons hart leggen in wat we doen. ‘Jezus beleefde als ware mens de dingen met een emotionele lading. Daarom deed het Hem verdriet dat Jerusalem Hem afwees (vgl. Mt 23,37) en deze situatie deed Hem tranen vergieten (vgl. Luc 19,41). Eveneens voelde Hij medelijden met het lijden van de mensen (vgl. Mc 6,34). Wanneer Hij anderen zag huilen, werd Hij ontroerd en ontsteld en Hijzelf huilde om de dood van een vriend (vgl. Joh 11,35). Deze blijken van zijn gevoelsleven lieten zien hoezeer zijn menselijk hart openstond voor de anderen’.[8]

Ons gevoelsleven is een ruimte van vorming, van groei, van leren; het vertelt ons ware dingen over onszelf en over onze relaties. Het integreren van dit aspect in ons antwoord aan God is onmisbaar om beslissingen te kunnen nemen die ons leven in de loop van de tijd beïnvloeden. Op dit gebied moeten we voorzichtig zijn om twee uitersten te vermijden: dat van degenen die de waarde van de gevoelens ontkennen en ervoor kiezen ze het zwijgen op te leggen en te doen alsof ze niet bestaan; of dat van degenen die de emotionele impuls tot de enige manier van beslissen maken. In beide gevallen is het resultaat een zwakheid die gewoonlijk uitloopt op de starheid van iemand die zich vastklampt aan een of ander afgodsbeeld, of in de desoriëntatie van iemand die voortdurend van koers verandert en zich laat meeslepen door de eerste indruk. In geen van beide gevallen ontstaat er een vruchtbare bodem voor een vreugdevolle trouw. Als we niet leren onze emoties te verbinden met de werkelijkheid die ons omringt en met die van onszelf, dan ontstaat de angst voor de toekomst, de angst voor grote beslissingen, de breekbaarheid van het “ja, ik wil” dat we ooit hebben gezegd. Aan de andere kant maakt een emotionele vorming die ook de intelligentie erbij betrekt een evenwichtig leven mogelijk, waarin we genieten van de goede dingen en met sereniteit omgaan met de minder goede dingen.

Onze roeping om lief te hebben wakker schudden

Op weer zo'n vermoeiende dag rust Jezus uit bij de put. Daar ontmoet hij een vrouw die niet tot het Joodse volk behoort. De Heer kent het hart van de Samaritaanse vrouw: Hij weet dat ze een problematisch leven achter de rug heeft, dat ze veel geleden heeft, dat haar hart gekwetst is. En juist omdat Hij haar innerlijk kent, de diepe verlangens naar geluk die haar bewegen, die hunkering naar echte vrede, komt Hij snel tot de kern van haar leven. ‘Dat zeg je terecht: ik heb geen man; want je hebt vijf mannen gehad, en die je nu hebt is je man niet’ (Joh 4,17-18), zegt Hij tegen haar. De Samaritaanse had zich misschien neergelegd bij de conclusie dat het onmogelijk is trouw te zijn; misschien dacht ze zelfs dat we niet gemaakt zijn voor zulke grootse dingen.

Misschien hebben we in ons eigen leven of in het leven van de personen van wie we houden soortgelijke ervaringen gehad. Maar dat alles is geen belemmering om opnieuw een leven van trouw te beginnen, wat gelijk staat aan geluk. Jezus spreekt tot ons zoals tot deze vrouw, die, hoewel ze het niet weet, er slechts enkele minuten van verwijderd is een leerling te worden, haar leven te herschrijven: ‘Wie van het water drinkt dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel, het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven’ (Joh 4,14). Jezus, geconfronteerd met een gekwetste persoon met weinig hoop, ‘richtte zich op haar verlangen naar echte liefde om haar te bevrijden van alles wat haar leven verduisterde, en om haar te brengen tot de volle vreugde van het Evangelie’.[9] Christus speelt in op de diepe roeping tot liefde van de Samaritaanse vrouw, neemt de zorg voor haar geschiedenis op zich en nodigt haar uit tot een nieuwe bekering: het is de ‘roep van Gods liefde om onze liefde in een relatie, waarin de goddelijke trouw altijd de eerste is'.[10]


[1] Benedictus XVI, Angelus, 2-9-2012.

[2] Heilige Jozefmaria, Christus komt langs, nr. 57. Het cursief gedrukte is van de heilige Jozefmaria.

[3] Heilige Augustinus, Belijdenissen, boek XI, hoofdstuk XXII.

[4] Mgr. Fernando Ocáriz, pastorale brief, 19-3-2022, nr. 7.

[5] Ibid, nr. 1.

[6] Heilige Johannes Paulus II, algemene audiëntie, 21-10-1998.

[7] Heilige Jozefmaria, aantekeningen van een familiebijeenkomst, 2-10-1972.

[8] Paus Franciscus, encycliek Amoris Laetitia, nr. 144.

[9] Ibid, nr. 294

[10] Mgr. Fernando Ocáriz, pastorale brief, 19-3-2022, nr. 2.

Andrés Cárdenas Matute