Uitspraken van Joseph Ratzinger

In het boek “Zout der aarde” gaat journalist Peeter Seewald in gesprek met de toenmalige kardinaal Joseph Razinger over het christendom en de katholieke Kerk aan het einde van het millennium. Hier volgen enkele citaten van de inmiddels nieuwe paus.

Het katholieke geloof

Men denkt dat de kerk een erg oud en intussen dichtgeslibd systeem is, dat zich steeds meer afsluit en zich verhard, als het ware een pantser bouwt dat het eigen leven dooddrukt. Die indruk hebben veel mensen. Maar anderszins te erkennen dat hier iets fris en moedigs of grootmoedigs wacht, iets dat een ontsnapping uit hun vastgeroeste levensgewoonten biedt, dat lukt veel mensen niet. Juist zij die de ervaring van het moderne leven helemaal hebben doorstaan, zien dat echter wel. (…) Er moet hierover een bewustzijn ontstaan dat we inderdaad het christendom in hoge mate helemaal niet meer kennen.

p. 19

Het geloof in God als de Schepper staat centraal in het katholicisme. Daaruit volgt dan het geloof in de eenheid van het mens-zijn in alle mensen en in de gelijkheid van de menselijke waardigheid. Of men het katholicisme als levenssysteem in één formule vast kan leggen, betwijfel ik. Men kan proberen de essentiële elementen op te schrijven, maar er wordt meer verlangd dan louter kennis vergaren, zoals ik dat doe als ik bijvoorbeeld een partijprogramma lees. (…) Ik zou zeggen dat alles pas begrijpelijk wordt als men zich daadwerkelijk ook op deze weg begeeft. Denken en leven horen bij elkaar, anders kan men, naar mijn mening, het katholicisme niet begrijpen.

p. 20-21

De stem van God

Hij doet het niet luidkeels. Maar Hij doet het toch steeds weer, Het komt er natuurlijk ook op aan dat de ontvanger, om het maar zo te noemen, op de zender staat afgesteld. En door onze gemiddelde manier van leven en denken hebben we zoveel stoorzenders dat we het signaal niet kunnen horen. We zijn dan ook zo vervreemd dat we het helemaal niet zonder meer als het Zijne herkennen. Maar ik zou toch willen stellen dat iedereen die enigszins opmerkzaam is, zèlf kan beleven en constateren: Hij heeft het nu tegen mij. En dat is een kans voor mij om Hem te leren kennen. Juist in catastrofale omstandigheden kan Hij plotseling doorbreken als ik oplet en als er iemand is om me te helpen het te ontcijferen. Hij spreekt natuurlijk niet luidkeels, maar Hij spreekt door tekens en voorvallen in ons leven, door medemensen. Enige oplettendheid hoort daar bepaald bij en ook dat men zich niet helemaal in beslag laat nemen door alle oppervlakkige zaken.

p. 31-32

Tegenwoordig heerst er bij de meeste mensen een bepaalde ‘doorsnee’-ideologie die erop is gericht dat men een bepaalde levensstandaard moet bereiken, dat men zichzelf moet kunnen verwezenlijken in de dingen die men wenst, waar men van houdt en dat daarin God uiteindelijk slechts een onbekende grootheid is die eigenlijk niet meetelt. En daar komt dan nog bij dat de moraal veeleer ontstaat uit toeval en uit de berekening van het geluk. Deze ‘doorsnee’-ideologie waarmee we tegenwoordig leven, en die zich van dag tot dag aan ons opdringt, verleidt ons tot zekerheden die de mens in principe van het wezenlijke afsluiten. (…) In zoverre moeten we de moed hebben, ook tegen datgene wat als ‘normaal’ wordt beschouwd op te staan en het geloof in zijn eenvoud te herontdekken.

p. 31-32

Roeping

Er was in elk geval geen sprake van een flitsend ogenblik van openbaring waardoor ik me realiseerde dat ik priester moest worden. Integendeel, het is zeer langzaam in mij gegroeid en het moest ook altijd weer opnieuw worden overwogen en opnieuw worden verworven. Ik zou het moment van de beslissing ook niet kunnen dateren. Maar het gevoel dat God met iedere mens iets van plan is, ook met mij, is me al vroeg duidelijk geworden, en langzamerhand werd het me duidelijk dat wat Hij met mij van plan was, te maken had met het priesterschap.

Openbaring in de klassieke betekenis, half mystiek of zo, zoiets heb ik niet gehad. Ik ben een heel normaal christelijk mens. Maar in bredere zin verlicht het geloof natuurlijk de mens.

p. 55

Waarheid

Dit thema stond niet vanaf het begin zo centraal voor mij. Ik heb in de loop van mijn geestelijke loopbaan zeer sterk het probleem ervaren of het eigenlijk niet aanmatigend is om te stellen dat we de waarheid kunnen kennen, gezien al onze beperkingen. Ik vroeg me natuurlijk af in hoeverre het niet beter was deze categorie verder terug te dringen. Als ik dan op deze vraag inging, dan kon ik zeker zien en ook begrijpen dat het afstand nemen van de waarheid niets oplost, maar integendeel leidt tot de dictatuur van de willekeur. Alles wat dan over kan blijven is eigenlijk slechts door ons beslist en vervangbaar. De mens verlaagt zichzelf als hij de waarheid niet onder ogen kan zien; als alles eigenlijk louter een product van afzonderlijke of collectieve beslissing is.

p. 67

Vaticanum II

Tussen dat wat de concilievaders wilden en dat wat aan de openbaarheid is prijsgegeven en wat vervolgens zijn stempel op het algemene bewustzijn heeft gedrukt, bestond een behoorlijk verschil. De vaders wilden het geloof ‘agiorneren’ – maar het ook juist daardoor in als zijn kracht aanbieden. In plaats daarvan werd steeds meer de indruk gevormd dat de vernieuwing er in zou bestaan dat we simpelweg ballast wegwerpen; dat we ons lichter maken, zodat de eigenlijke vernieuwing nu niet leek te bestaan in een radicalisering van het geloof, maar in een soort verdunning van het geloof.

Dat echter door slechts minder ballast, aanpassingen en concessies niet voor de juiste vorm van bundeling, vereenvoudiging en verdieping is gekozen, wordt nu steeds duidelijker. Dat wil zeggen, er zijn eigenlijk twee concepten van vernieuwing. Het ene concept is meer afstand te doen van uiterlijke macht en uiterlijke factoren om zo des te meer volgens het geloof te leven. Het andere bestaat er in om de geschiedenis gemakkelijker te maken, om het maar eens bijna karikaturaal te zeggen; en dan gaat het natuurlijk fout.

p. 74-75

Interne kerkdebatten

De interne kerkdebatten hebben zich aan een paar themata gewijd en hebben daardoor de grote uitdagingen van onze tijd naast zich neergelegd. Waar men ook naartoe gaat, waar een forum bijeenkomt of iets anders, men weet al welke vragen gesteld zullen worden: celibaat, wijding van vrouwen en gescheiden mensen die hertrouwd zijn. Dat zijn alleszins ernstige vragen. Maar er is, om het maar zo te zeggen, een permanente kerkelijke zelfwerkzaamheid met een paar vaste punten. Daarbij wordt er te weinig opgelet dat er buiten tachtig procent niet-christenen staan die wachten op het evangelie of voor wie in ieder geval het evangelie ook is bestemd en dat we ons niet voortdurend met onze eigen problemen moeten kwellen, maar ons moeten afvragen: Hoe kunnen wij, als christenen, in deze tijd en in deze wereld tot uitdrukking brengen wat we geloven en daardoor die mensen wat zeggen.

In het kerkelijke bewustzijn heeft zich, in ieder geval in Duitsland, een enorme vernauwing voorgedaan. We kijken alleen maar naar onszelf, houden ons met onszelf bezig, likken onze wonden, willen voor onszelf de mooie kerk bouwen en zien amper meer dat die kerk er niet voor zichzelf is, maar dat we een woord hebben dat de wereld iets te melden heeft en dat gehoord zou moeten worden, dat iets zou kunnen geven. Wij vergeten te veel onze eigenlijke taken.

p. 157

Kerk in Nederland en België

De kerkelijke situatie is in Nederland en België, ondanks belangrijke gemeenschappelijke kenmerken, vrij verschillend.; in zoverre is op kerkelijk gebied de formulering ‘Nederland in België’ polyinterpretabel. Als men hem desondanks wil gebruiken, dan moet men als eerste zeggen: Het eventuele leren mag zich niet beperken tot een geïdealiseerde situatie van een bepaald historisch ogenblik, maar men moet een ontwikkelingslijn – laten we zeggen: van de jaren twintig tot heden – voor ogen hebben, om van daaruit duidelijker de oorzaken en gevolgen te kunnen beoordelen.

De Nederlandse catechismus was ongetwijfeld een indrukwekkend boek; hij was zeer goed geschreven en kon ongetwijfeld deuren openen voor de ontmoeting met Jezus en voor het geloof in Hem. Hij was echter zeer sterk aan een bepaald historisch moment gebonden en is dan ook zeer snel door de verdergaande radicalisering van de theologie achterhaald, zodat hij al snel niet meer weer gebruikt. Misschien hebben de bezwaren uit Rome hem nog een tijd lang als nieuw doen laten overkomen, hoewel hij eigenlijk allang niet meer in de mode was.

Op het Tweede Vaticaans Concilie waren het inderdaad theologen uit Leuven die grote invloed hebben gehad op de teksten, omdat hun theologie – beter dan andere theologische scholen – een brug kon leggen tussen de traditionele theologie en de nieuwe ontwikkelingen. Ondertussen is de situatie aan de thans twee Leuvense faculteiten niet vergelijkbaar met die van de conciliejaren. Hoe men ook hun huidige werk beoordeelt, ze kunnen in ieder geval niet worden vereenzelvigd met de ‘meesters’ van het concilie. De bekendste ‘Nederlandse’ theoloog, de dominicaan Edward Schillebeeckx, is overigens van huis uit een Belg, zijn voor- en naconciliaire werken behoren tot verschillende werelden.

Op het ogenblik is de theologie in Nederland, die ook lijdt onder een grote terugloop van studenten, stiller geworden, wat trouwens helemaal geen slecht teken is. Want theologie die politiek gezien sensationeel is, is bijna altijd slechte theologie. Van de kerk in Nederland kunnen wij in zoverre leren dat daar – zoals eerder gezegd – het radicalisme zijn werk grondig heeft gedaan en nu begonnen is aan een nieuwe opbouw. Men kan daar, waar de dingen sneller gegaan zijn dan ergens anders, duidelijker dan ergens anders, zien wat ontwricht en waarvan de kerk werkelijk leeft. Tegenwoordig beroepen zogenaamde radicale hervormers zich nog slechts ongaarne op Nederland: Zij garanderen ons dat hun vorm van radicalisme niet tot dezelfde resultaten zal leiden, zoals deze daar zijn opgetreden. En zij willen niet, dat wij zien, hoe daar het verlaten van hun posities, de mogelijkheid creëert voor een nieuw begin.

p. 163-165

Geluk

Uiteindelijk staat hier weer de fundamentele vraag ter discussie: Hoe wordt de mens gelukkig? Hoe leeft hij op de juiste manier? Is het waar dat hij zelf slechts de maatstaf mag zijn om gelukkig te kunnen zijn?

Onlangs heb ik het er met vrienden over gehad dat men hier in de streek Frascati op het punt staat de wijnranken te snoeien en dat ze alleen vruchten dragen als ze elk jaar worden gesnoeid, dat het snoeien bij het dragen van vruchten hoort. Ut het Evangelie, Johannes 15, wordt ons onmiddellijk een gelijkenis duidelijk met zowel het menselijk bestaan als ook met de kerk. Als men de moed niet heeft om te snoeien, dan groeien er louter nog bladeren. Als we dat op de kerk betrekken: Dan is er louter nog papier en ontstaan er eigenlijk geen leven meer uit.

Maar laten we het eens met de woorden van Christus zeggen, die ons vertelt: Juist als je denkt dat je jezelf moet bezitten en verdedigen, juist dan maak je jezelf kapot. Omdat je toch niet als een eiland van één zelf dat op zichzelf staat, bent gebouwd, maar omdat je bent gebouwd voor de liefde, en daarom om te geven, om je te onthouden, om jezelf te snoeien. Alleen als je je geeft, jezelf verliest, zoals Christus het uitdrukt, zul je kunnen leven.

p. 169-170

Bron: Kardinaal Joseph Ratzinger, Zout der aarde, Ten Have, Baarn 1997