"Ga en doe hetzelfde" (II) Eén van hart en één van ziel

Anderen maken deel uit van ons leven en worden ook deel van onze persoonlijke verantwoordelijkheid, aangezien wij allen deel uitmaken van hetzelfde Lichaam. Zij zijn broeders of zusters voor wie wij zorg moeten dragen, met wie wij harmonieus moeten leven en die wij moeten liefhebben.

Reeds vanaf het begin leefden de leerlingen van Christus in een verbondenheid van geestelijke en materiële gemeenschap. In de Handelingen van de apostelen lezen we dat zij zich toelegden op de leer der apostelen, trouw bleven aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed (Handelingen 2,42). Allen die het geloof hadden aangenomen, waren eensgezind en bezaten alles gemeenschappelijk (Handelingen 2,44). Dagelijks bezochten ze trouw en eensgezind de tempel, braken het brood in een of ander huis, genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van hart (Handelingen 2,46).

Deze levenswijze zorgde er mede voor dat de eerste christenen solidair werden met mensen in nood om hen heen. In de Handelingen lezen we over hun zorg voor wezen en weduwen, dat zij materiële goederen uitdelen aan behoeftigen en zelfs wonderbaarlijke genezingen doen. Net als Jezus een groot deel van zijn openbaar leven had gewijd om lammen, blinden en melaatsen te genezen, doden op te wekken, hongerigen te voeden en bezetenen te bevrijden. Zo trachtten ook zijn leerlingen, geïnspireerd door de liefde van de heilige Geest, het liefdevolle hart van Christus na te volgen en Hem te herkennen in armen, zieken en gevangenen.

Naarmate de kerk groeide, kreeg de zorg voor de materiële en geestelijke noden van mensen een meer georganiseerde vorm. De heilige Justin beschrijft rond het jaar 150 een zondagse bijeenkomst van gelovigen tijdens de mis. Deze begint met gebeden en een lezing van de apostelen of profeten, gevolgd door een overweging van degene die de liturgie en de gebeden leidt. Vervolgens worden het brood en de wijn geofferd en na de consecratie aan de aanwezigen uitgedeeld. En tenslotte is er een soort collecte, zij die de middelen hebben geven ieder naar eigen goeddunken. De opbrengst wordt overhandigd aan de voorganger, die een en ander vervolgens uitdeelt aan wezen en weduwen, aan mensen die in nood verkeren door ziekte of anderszins, aan gevangenen en vreemdelingen op doorreis [1]. Later kwam deze individuele aandacht in meer materiële zin tot uitdrukking door de instelling van ziekenhuizen, weeshuizen, scholen voor arme gezinnen en universiteiten.

Een oproep tot zorgzaamheid

Paus Franciscus en zijn voorgangers dringen erop aan dat we niet onverschillig mogen blijven tegenover mensen die in nood verkeren en sporen ons aan om sociale structuren te creëren die kansarmen helpen om hun leven op een waardige manier vorm te geven [2]. Maar waarom zouden we ons bekommeren om de armen, of als we zelf arm zijn om hen die meer noden hebben dan wij? Is het om een goed christen te zijn niet voldoende om een persoonlijk rechtschapen leven te leiden voor God? Benedictus XVI benadrukt echter dat God liefhebben en aanbidden nooit louter een privéaangelegenheid is [3]. De vereniging met Christus is tegelijk een vereniging met alle anderen aan wie Hij zich schenkt. Ik kan Christus niet alleen voor mijzelf hebben, ik kan Hem alleen maar toebehoren in de gemeenschap met allen die de zijnen geworden zijn of nog zullen worden [4].

Genesis vertelt ons aan het begin van de geschiedenis van de mensheid over Gods zorg voor de ander. Toen God aan Kaïn vroeg ‘Waar is uw broer Abel?’, was zijn antwoord: ‘Ben ik dan de hoeder van mijn broer?’ Met dit antwoord wijst hij verantwoordelijkheid af en probeert de schuld van zijn moord te verhullen (vgl. Gen. 4:9). Door die vraag te stellen, laat God geen ruimte voor een beroep op determinisme of fatalisme als mogelijke rechtvaardiging voor onze eigen onverschilligheid. In plaats daarvan moedigt Hij ons aan om een andere cultuur te creëren waarin we onze conflicten oplossen en voor elkaar zorgen [5]. Hier zien we twee grote verleidingen die we vaak tegenkomen ten opzichte van onze naaste, nl. een kille onverschilligheid en een uitvergroting van onze persoonlijke verschillen.

Adam, Christus en de hele mensheid

Met name in bepaalde culturen is de sociale en relationele dimensie van de mens de laatste decennia uitgehold door individualisme, consumentisme en een verzwakking van persoonlijke relaties.

Deze situatie bestond niet in de tijd van de vroege kerk. De joodse mentaliteit die door de eerste christenen in ere werd gehouden, verschilde op één belangrijk punt van de onze. Voor hen was Adam (en vooral Christus als de tweede Adam) niet alleen zomaar een mens, maar tevens een soort archetype dat in zijn wezen de hele mensheid omvatte. Volgens de Semitische betekenis heeft de mens geen lichaam, maar is hij een lichaam [6]. In het Hebreeuws betekent de term basar vlees, maar ook een levend wezen (bezield vlees) en een mens met een ziel. In de Heilige Schrift wordt de term aangeduid met verschillende betekenissen, en in het Grieks wordt deze term vertaald als sarx (vlees) en tevens als sôma (lichaam). De Hebreeuwse betekenis omvat de eenheid tussen menselijke wezens door hun gedeelde natuur en onderlinge relatie. Voor Adam is Eva daarom vlees van zijn vlees. De term sôma daarentegen verwijst alleen naar het individu, en in deze betekenis wordt het onderscheid benadrukt. Meer dan wij hebben hetzelfde vlees (natuur), betekent het mijn vlees (en dus mijn leven) is verschillend van het jouwe. Het Westen heeft zich met name de tweede interpretatie eigen gemaakt.

Wanneer de Heilige Schrift spreekt over Adam, verwijst zij ook naar de hele mensheid die in zekere zin in zijn wezen besloten ligt. Heel het menselijke geslacht is in Adam 'als het ene lichaam van één mens' [7], aldus de Catechismus, onder verwijzing naar de heilige Thomas van Aquino. Daarom versterkt elke goede daad van een van zijn leden de eenheid van het hele lichaam en breekt een slechte daad daarentegen het lichaam af, waardoor de mensheid verdeeld raakt. De zonde die Adam persoonlijk beging, tastte de menselijke natuur aan en werd universeel. Zo werd ook de door Christus verworven verlossing universeel. Paulus spreekt over de oude mens in ieder van ons, omdat wij tot het menselijk geslacht behoren. Die oude mens wordt met Christus begraven in de doop, wanneer wij worden wedergeboren tot een nieuw leven in Hem [8].

In die eerste eeuwen zagen de kerkvaders de mensheid als één geheel en één lichaam. Zij beseften dat de zonde van Adam voor alle mensen gold. Wij dragen allen zijn naam, aldus de heilige Irenaeus van Lyon [9]. Wij delen allen dezelfde menselijke natuur die we van onze eerste ouders overgeleverd hebben gekregen, maar zonder bovennatuurlijke gaven. De heilige Ephrem stelt dat wij allen het paradijs hebben verlaten samen met Adam, omdat hij het de rug toekeerde [10]. Christus komt om de verloren eenheid in het lichaam van Adam te herstellen en het menselijk geslacht te herenigen. Christus overwint de verdeeldheid die in Babel is ontstaan. In Christus ontvangen wij de heilige Geest, en zo kunnen christenen, ook al spreken zij verschillende talen, elkaar verstaan in een nieuw Pinksteren [11].

De Kerk, het Lichaam van Christus

De woorden die Jezus richtte tot Saul op de weg naar Damascus zijn treffend: ‘Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij? […] Ik ben Jezus, die gij vervolgt’ (vgl. Handelingen 9:4-5). De verrezen Jezus identificeert zijn discipelen met zichzelf, en Saul begrijpt dat er zo'n nauwe band bestaat tussen Jezus en de Kerk dat het vervolgen van zijn discipelen betekent dat hij Jezus zelf vervolgt. Deze identificatie van de Kerk met het Lichaam van Christus betekent dat als ik mijzelf identificeer met Christus en mijn medegelovigen dat ook doen, de band tussen ons veel sterker is dan in welke menselijke organisatie dan ook.

Voor Paulus verwees het begrip lichaam naar een eenheid die de individualiteit van een mens overstijgt. Door zijn menswording en in een lichaam geboren te worden is in Christus de hele mensheid op een bepaalde manier vervat [12]. Door zijn menswording nam Christus niet alleen een individueel menselijk lichaam aan, maar nam Hij op een bepaalde manier ons allemaal in zijn lichaam op. Zo wordt door Hem zijn heil toegankelijk voor de hele mensheid. Alle mensen worden geroepen en in staat gesteld deel uit te maken van zijn Lichaam, dat de Kerk is. De Kerk is katholiek en universeel, maar niet zozeer omdat zij verspreid is over de hele aarde, zij was al katholiek en universeel op de dag van Pinksteren [13]. We spreken van een Katholieke Kerk omdat haar waarheid is gericht tot de hele mensheid die één lichaam vormt, namelijk dat van Adam, dat verdeeld is door de zonde.

Hier vloeit de onmiskenbare sociale dimensie van de kerk uit voort. De kerk vormt een lichaam, het Lichaam van Christus (vgl. 1 Kor 12,27), en is geen federatie van plaatselijke bijeenkomsten. Daarom lijden als een lid van de kerk lijdt de anderen mee [14]. Naarmate wij ons deze sociale dimensie van de kerk eigen maken en in overeenstemming daarmee leven, begrijpen wij steeds beter wat het betekent om op waarachtige wijze christen te zijn. Maar als wij deze dimensie negeren, kunnen wij anderen het ware gezicht van de kerk niet meer laten zien.

De verleiding van afwijzing

Hoewel we begrijpen dat we volgens onze menselijke natuur als afstammelingen van Adam allemaal broeders en zusters zijn, maar door het doopsel tevens deel uit maken van het Lichaam van Christus, dat de Kerk is, slagen we er in ons dagelijks leven vaak niet in anderen als zodanig te herkennen. Soms is het een eerste indruk van iemand die ons van hem of haar verwijdert, of een oordeel dat voortvloeit uit een eerdere ervaring. De inspanning om de waarheid te verdedigen kan ons hard of sarcastisch doen reageren op iemand, of de zwakheden en fouten die we zien in het leven van anderen kunnen ons hinderen. Onder katholieken kunnen legitieme verschillen van mening ertoe leiden dat rechtschapen, goede, toegewijde mensen tegenover elkaar komen te staan, hetzij vanwege de manier waarop zij deelnemen aan de mis, vanwege keuzes met betrekking tot de opvoeding van kinderen of vanwege de boeken die zij graag lezen. Laten we als christenen vooral niet vergeten dat wat ons verenigt veel sterker en dieper is dan mogelijke oorzaken van verdeeldheid, zoals bijvoorbeeld een karaktergebrek, een manier van reageren op een moreel of sociaal kwaad, een meningsverschil over de beste manier om te evangeliseren, politieke opvattingen, enz.

C. S. Lewis drukt dit heel beeldend uit in zijn bekende boek Brieven uit de hel. De ervaren duivel legt de leerling uit hoe zelfs de kerk kan worden veranderd in een bekoring waardoor wij christenen ons met verbazingwekkend gemak laten meeslepen. Hij geeft enkele humoristische voorbeelden van een recente bekeerling, een zgn. patiënt, die het moeilijk vindt om de schat van gemeenschap in verscheidenheid te begrijpen, zelfs tijdens liturgische ceremonies. ‘Jouw patiënt is een idioot, Onze Vader Beneden zij gedankt. Als een van die buren iemand is die geen wijs kan houden of krakende schoenen aan heeft of een onderkin heeft of raar gekleed is, zal de patiënt heel makkelijk geloven, dat hun godsdienst daarom op de een of andere manier belachelijk moet zijn’ [15].

In die zin kan menselijke broederschap ons veel leren over relaties tussen christenen. Het is een universele ervaring voor hen die broers en zussen hebben dat, ondanks mogelijke confrontaties, de aanwezigheid van een extern probleem (pesten, ziekte van een van de ouders, de dood van een geliefde) meestal onmiddellijk tot gevolg heeft dat kleine conflicten worden vergeten en plaats maken voor steun, genegenheid en het verdedigen van elkaar. Ook mensen die qua ideeën aan de andere kant van het spectrum staan, gaan soms juist om dit soort redenen meer de menselijkheid van de ander zien. Omdat bijvoorbeeld een partner ernstig ziek is geworden, iemand zijn of haar baan is kwijtgeraakt, een kindje veel te vroeg wordt geboren. Dergelijke situaties, waarin we geconfronteerd worden met diep menselijk lijden, zijn voor ons vaak de aanleiding om onze ogen te openen en te zien dat we gezamenlijk verantwoordelijk zijn om voor de wereld te zorgen, relaties aan te gaan die gebaseerd zijn op naastenliefde, rechtvaardigheid en respect, en vooral om onze onverschilligheid te overwinnen [16].

Persoonlijke verantwoordelijkheid

Door de mensheid als een eenheid te beschouwen, borduurt het christendom voort op een gemeenschappelijke opvatting van het heil uit het jodendom [17]. Dat wil zeggen dat het geloof niet wordt gereduceerd tot een individuele keuze, die plaatsvindt in het binnenste van de gelovige. Van nature opent het geloof zich voor het ‘wij’ en voltrekt het zich altijd in de gemeenschap van de Kerk [18]. Anderen maken deel uit van ons leven en worden ook deel van onze persoonlijke verantwoordelijkheid, omdat wij allen deel uitmaken van hetzelfde Lichaam. Het zijn broeders of zusters voor wie wij zorg moeten dragen, met wie we ons moeten verzoenen en die wij lief moeten hebben. Christen zijn betekent niet louter het individuele geweten van iedere gelovige.

Onze persoonlijkheid zal des te sterker worden naarmate wij ons meer realiseren dat wij deel uitmaken van het Lichaam van Christus. We mogen niet vervallen in het gemakkelijke excuus dat de Kerk als instituut verantwoordelijk is voor de zorg voor onze broeders en zusters in nood, via diverse liefdadigheidsinstellingen of onderwijsorganisaties, en dat onze verantwoordelijkheid als gedoopte er alleen in bestaat ons eigen leven goed te leven en dat van degenen die ons het meest nabij zijn. Geen enkele ziel - niet één! - mag u onverschillig blijven, benadrukte de heilige Jozefmaria [19].

De manier waarop wij het geloof begrijpen, ook in zijn sociale dimensie, beïnvloedt rechtstreeks ons handelen. Ons eigen leven los van anderen zien is niet in overeenstemming met de sociale dimensie van de kerk en van de menselijkheid die Christus heeft aangenomen in zijn eigen Lichaam.

Dit heeft een aantal zeer praktische gevolgen. Voel ik mij verantwoordelijk voor anderen, dat zij gelukkig zijn en zich welkom en begrepen voelen, en begeleid weten op de weg naar Christus, de Weg, de Waarheid en het Leven? Als ik mijn mening verdedig, doe ik dat dan met een houding en toon die de ander erkent in zijn of haar menselijkheid? Zie ik in anderen broeders en zusters in het gemeenschappelijke streven om de kerk op te bouwen?

Een sterke familie

Het gebrek aan eenheid in de kerk, of deze nu is ontstaan door onverschilligheid of onenigheid, kan ons doen denken aan de toren van Babel. Tegenwoordig doet het probleem zich niet noodzakelijkerwijs voor tussen naasten, maar misschien meer op sociale media, door publicaties in de media, anonieme aanvallen of geschriften die andere denkwijzen belachelijk maken, enz. Na twee millennia van uitbreiding en groei van de kerk zijn sommige aspecten versterkt (zoals bijvoorbeeld theologie, pastorale zorg, evangelisatie), maar we zien ook verdeeldheid, vaak binnen dezelfde gemeenschap. Onder degenen die de voorkeur geven aan een bepaalde manier om de liturgie te vieren, op verschillende politieke partijen stemmen of verschillende manieren van evangelisatie verdedigen, kan worden geroepen dat een bepaalde visie de ware katholieke zienswijze is. De heilige Jozefmaria waarschuwde dat het hem leek alsof hij de heilige Paulus hoorde roepen. Is Christus dan in stukken verdeeld? Is Paulus voor u gekruisigd? Of zijt gij gedoopt in de naam van Paulus? Zodat u kunt zeggen: ik ben van Paulus, ik van Apollo, ik van Cefas, of ik van Christus? [20]

De wonden in het lichaam van Christus doen ons pijn, omdat ze niet overeenstemmen met wat het meest wezenlijke is voor de christelijke identiteit. Wij zijn geroepen om leden te zijn van een Lichaam, levende stenen die de kerk opbouwen, en de opdracht van evangelisatie wordt teniet gedaan door verdeeldheid onder hen die vreugdevol zouden moeten samenwerken. Daarom herinnert de Kerk ons er vaak aan dat wij geroepen zijn een krachtige eenheid binnen het Lichaam van Christus te zijn. Laten wij met nederigheid en vertrouwen de Geest vragen om elke dag meer te groeien in de heiligheid die ons tot levende stenen zal maken in de tempel die Hij nu in de wereld opricht. We moeten authentieke krachten van eenheid zijn, overtredingen vergeven en gevoelens van woede en irritatie laten gaan [21].

Door voor anderen te zorgen, versterken we de kerk en de hele mensheid. Wij dragen vooral bij aan de opbouw van de kerk en haar missie om de boodschap van Christus te brengen aan de mensen om ons heen, zoals de eerste christenen deden. Zij werden allen vervuld van de heilige Geest en verkondigden vrijmoedig het woord van God (Handelingen 4,31), want de menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel (Handelingen 4,32).


[1] Vgl. Heilige Justinianus, I Apology, 67.

[2] Vgl. Paus Franciscus, Fratelli Tutti, 116, 137, 168-169, 179, 183, 186.

[3] Benedictus XVI, Sacramentum caritatis, 83.

[4] Benedictus XVI, Deus caritas est, 14.

[5] Paus Franciscus, Fratelli Tutti, 57.

[6] Vgl. Rom 12,4-5; 1 Kor 10,17; 1 Kor 12,13.

[7] Catechismus van de Katholieke Kerk, no. 404; vgl. heilige Thomas van Aquino, Quaestiones disputatae de malo, 4.1.

[8] Vgl. Paus Franciscus, Audiëntie, 9 mei 2018; Ef 4,20-24.

[9] Heilige Ireneüs, Adversus Haereses, III, 23, 2.

[10] Heilige Efraïm de Syriër, hymne 49.

[11] Vgl. Johannes Paulus II, Algemene Audiëntie, 29 juli 1998.

[12] Vgl. Heilige Hilarius van Poitiers, In Mt IV, nr. 12.

[13] Vgl. Henri de Lubac, Catholicism, nrs. 37-38.

[14] Vgl. Tweede Vaticaans Concilie, Lumen Gentium, nr. 7.

[15] C.S. Lewis, Brieven uit de hel, hoofdstuk 2.

[16] Fernando Ocáriz, “Enlarging the Heart,” in Be to Care, 29 September 2022.

[17] Cf. Henri de Lubac, Catholicism, 46.

[18] Paus Franciscus, Lumen Fidei, 39.

[19] Cf. Heilige Jozefmaria, De Voor, 951.

[20] Cf. Heilige Jozefmaria, Letter no. 4, 19 (1 Kor 1,13).

[21] Benedictus XVI, Homilie, 19 mei 2008.

Goretti Garay