Mgr. Cosyns draagt te Brussel een plechtige mis op ter ere van de heilige Josemaría

Op zaterdag 28 juni hebben meer dan 400 personen de concelebratie bijgewoond ter ere van de stichter van het Opus Dei, de heilige Josemaría Escrivá.

De mis werd voorgegaan door Mgr. Herman Cosyns, secretaris-generaal van de Bisschoppenconferentie. Zoals vorige jaren verwelkomde de kerk van Onze-Lieve-Vrouw ter Kameren de gezinnen en de gelovigen die gekomen waren om de heilige van het gewone leven te eren.

“Wat mij treft en wat ik bij de heilige Josemaría bewonder, onderlijnde Mgr. Cosyns in zijn homilie, is de eenheid en de coherentie tussen het spirituele en het materiële leven. In een homilie die hij in 1967 gaf, spreekt hij zelfs van een christelijk materialisme. De titel van de homilie is veelzeggend: De wereld hartstochtelijk liefhebben. Het spiritueel leven en het leven van alle dagen moeten een eenheid vormen.”

Mgr. Cosyns legde ook de nadruk op “het gemak waarmee de heilige Josemaría overgaat van het goddelijke naar het menselijke en van het menselijke naar het goddelijke. Zijn christelijk materialisme combineert vreugdevol een wederzijds bevorderen van de twee aspecten: het spirituele leven roept op tot seculier engagement en het seculier engagement roept op tot verdieping van het spirituele leven.”

Vervolgens verwees hij naar de eerste twee lezingen van de mis van de dag. De eerste uit Genesis, waar God de aarde aan de mensen toevertrouwt om ze te bewerken en te bewaren; de tweede uit de brief aan de Romeinen, waar de christenen erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus genoemd worden. Voor Mgr. Escrivá zijn de wereld van de mensen en de wereld van God compatibel en deze verenigbaarheid vind men terug in de kern van zijn spiritualiteit: “De Heer deed hem ten volle begrijpen wat een gave het is dat wij kinderen van God zijn. Hij leerde hem het teder gelaat van een Vader te zien in de God die tot ons spreekt doorheen de meest diverse gebeurtenissen van het leven (…) Ons goddelijk kindschap is niet gebaseerd op onze staat als schepsel, maar op wat de kern van het evangelie uitmaakt: op Christus, God heeft ons tot het uiterste liefgehad en Hij heeft ons als zijn eigen kinderen aanvaard.

De eerste twee lezingen van de mis spreken elkaar niet tegen: “Zij spreken over een en dezelfde zaak: dat God van ons houdt en ons roept om te werken en met Hem mee te werken nergens anders dan hier op deze aarde, in deze wereld, in de maatschappij, in ons werkelijk leven. Uw heilige stichter vraagt u om ‘de wereld lief te hebben en hem hartstochtelijk lief te hebben’. Zijn boodschap moedigt de christen aan te handelen op de plaatsen waar de toekomstige maatschappij zich aan het opbouwen is. Laten we God ontdekken, schrijft hij, in de meest zichtbare en de meest materiële dingen.”

De secretaris-generaal van de Bisschoppenconferentie besloot zijn homilie met volgende beschouwingen: “Het godsdienstige is niet een van de dimensies van ons leven. Het is wat ons leven in al zijn dimensies structuur geeft. Het dagelijks leven heilig beleven: door dat te doen zullen de christenen iets te zeggen en te doen hebben in de stad van de mensen, in de cultuur en in de opbouw van de maatschappij. ‛Ga naar het diepe (water), zegt de Heer (in het evangelie van vandaag) en werp uw netten uit voor de visvangst’. Omdat hij dat gedaan heeft danken wij God vandaag voor het werk van de heilige Josemaría. De Heer blijft het vragen aan de Prelatuur, aan de christenen en aan heel de Kerk. Laten we allen christenen zijn die naam waardig, en laat ons kinderen van God zijn en leerlingen van Christus in ons concrete leven.”