Brief van de prelaat (oktober 2007)

"Maak er een gewoonte van, gedurende de dag je hart dikwijls in dankbaarheid tot God te verheffen" suggereert de prelaat van het Opus Dei –met woorden van de heilige Jozefmaria- in zijn brief van oktober.

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

Deze eerste dagen van oktober bieden ons de gelegenheid onze dankzegginggebeden jegens God te vermeerderen voor Zijn goedheid ten opzichte van de Kerk, het Werk en een ieder. De nieuwe verjaardag van de stichting van het Opus Dei, die wij morgen –het begin van het tachtigste jaar van zijn geschiedenis– vieren, en de vijfde verjaardag van de heiligverklaring van de heilige Jozefmaria, zes oktober aanstaande, zetten ons ertoe aan onze dank jegens de allerheiligste Drie-eenheid te uiten met het vreugdevolle verlangen naar bekering om meer te beminnen: dat is zo logisch!

Laten wij onze dankzegging hernieuwen voor deze uiting van de goddelijke barmhartigheid jegens de mensheid, die het Opus Dei is. Het is een instrument voor evangelisatie en heiliging, dat de Heer de heilige Jozefmaria liet zien op 2 oktober 1928. Laten we ook danken voor de trouw van onze stichter die vanaf het eerste moment met een totale edelmoedigheid aan de roeping heeft beantwoord. En laten we daar nog onze dankbaarheid jegens God aan toevoegen omdat Hij de universele Kerk het voorbeeld van de heiligheid van onze Vader, de heilige Jozefmaria heeft geboden, uitgedrukt met zijn heiligverklaring.

Mijn kinderen, onderzoekt jullie leven en jullie zullen veel andere, persoonlijke redenen voor dankbaarheid ontdekken jegens de Ene en Drievuldige God: de gave van ons leven en de deelname aan de Kerk; de schat van onze christelijke roeping in het Opus Dei; de oproep van de Heer om mee te werken aan de zending van de Kerk juist nu, aan het begin van de eenentwintigste eeuw, met de opdracht de maatschappij te kerstenen… Laten we ons gebed van dankzegging tot de hemel richten voor onze vreugde en verdriet, voor het gemak en de moeilijkheden die wij hebben ondervonden, want alles komt ten goede voor hen die de Heer beminnen (Vgl. Rom. 8, 28).

De heilige Jozefmaria heeft ons, sinds hij een jonge priester was, geleerd in alle omstandigheden heel dankbaar te zijn. Maak er een gewoonte van, gedurende de dag je hart dikwijls in dankbaarheid tot God te verheffen. –Omdat Hij je dit of dat geeft. –Omdat men je geminacht heeft. –Omdat je niet hebt wat je nodig hebt, of omdat je het wel hebt. Omdat Hij zijn Moeder, die ook jouw Moeder is, zo mooi maakte. –Omdat Hij de zon geschapen heeft en de maan en dat dier en die plant daar. –Omdat Hij die mens zo welsprekend heeft gemaakt en jou stroef van taal…

Dank Hem voor alles, want alles is goed. (De Weg, nr. 268) Geven wij uitdrukking aan deze dankbaarheid, nauw verenigd met het Offer van Jezus Christus in de Heilige Mis. Daar biedt de Heer het offer van Zijn leven en dat van Zijn Mystiek Lichaam aan, en neemt God de Vader dat aan in odorem suavitatis (Ef. 5, 2), als een lieflijke geur, door de werking van de Heilige Geest.

Bijna aan het eind van zijn jaren op aarde, heeft de heilige Jozefmaria ons aangespoord God altijd voor alles voortdurend dank te blijven zeggen: voor dat wat goed lijkt en voor dat wat slecht lijkt, voor het zoete en voor het bittere, voor het witte en voor het zwarte, voor het grote en voor het kleine, voor het weinige en voor het vele, voor het tijdelijke en voor dat wat eeuwigheidswaarde heeft. Laten we Onze Lieve Heer danken voor alles wat er dit jaar is gebeurd, en ook in zekere zin voor onze daden van ontrouw, omdat we ze hebben ingezien en ze ons ertoe hebben gebracht Hem vergiffenis te vragen en het voornemen te vatten –wat onze zielen heel goed zal doen– nooit meer ontrouw te zijn. (aantekeningen van een meditatie, 25-12-1972)

De vijfde verjaardag van de heiligverklaring van de heilige Jozefmaria moet in ons de grote verlangens naar heiligheid doen herleven die wij toen ondervonden. Ik heb jullie geschreven, en ik heb het bij andere gelegenheden herhaald, dat die 6 oktober altijd in onze ziel actief moet blijven. We moeten ons verwonderen over het vertrouwen dat God ons betoont, als Hij ons opdraagt de geest van het Werk over de hele aarde te verspreiden.

Laten wij, met onze ziel vol zekerheid, altijd vooruitgaan door onze taak als zaaiers van vrede en vreugde te vervullen. Laten we dat doen met woorden en werken. Ons handelen schraagt zo, met een iedere dag hernieuwde geestelijke strijd, dat wat we weten dat de Wil van God is: dat alle mensen gered worden en tot de kennis van de waarheid komen (1 Tim. 2, 4).

De Heer geeft ons op veel manieren Zijn Wil te kennen. Laten we alle mogelijke moeite doen onze ziel open te stellen om deze lichten te ontvangen en ze ten uitvoer te brengen, want –zoals de Paus in herinnering brengt– wie een vriend van Jezus wil zijn en wil veranderen in een echte leerling van Hem (…), kan niet minder dan een innige vriendschap met Hem laten groeien in de meditatie en in het gebed. De verdieping in de christelijke waarheden en de studie van de theologie of van een ander godsdienstig vak veronderstellen een opvoeding in de stilte en de beschouwing, omdat het vermogen moet worden ontwikkeld om met het hart te luisteren naar God die spreekt. (Toespraak, 23-10-2006) Wat dit betreft, zijn onder de traditionele ascetische middelen van de Kerk de bezinningsdagen bijzonder doeltreffend. Hierin legt de ziel zich toe op het denken aan God en aan de eigen geestelijke vooruitgang, waarbij de zorgen van het dagelijkse leven terzijde gelaten worden.

Ik moest eraan denken dat het dezer dagen vijfenzeventig jaar geleden is dat onze Vader in 1932 een reeks bezinningsdagen deed, waaraan hij grote impulsen ontleende om zijn stichtingsopdracht ten uitvoer te brengen. Verscheidene keren heeft hij ons over die eerste jaren van apostolaatwerk gesproken, waarin hij altijd omringd was door mensen op wier vorming hij zich intens toelegde. Wanneer hij een paar bezinningsdagen wilde houden, zocht hij een plaats waar hij alleen kon blijven met God, helemaal verwijderd van zijn gewone bezigheden.

Op 3 oktober 1932 ging hij naar Segovia, naar het klooster van de ongeschoeide Karmelieten in die stad, gebouwd door de heilige Johannes van het Kruis. Hij had zich er ook op voorbereid door veel mensen te vragen om de aalmoes van hun gebeden voor deze intentie. En daar ontving hij op 6 oktober de goddelijke ingeving die hem ertoe bracht de heilige Aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël als patronen van de apostolaatwerken van het Opus Dei aan te roepen (Vgl. A. Vázquez de Prada, El Fundador del Opus Dei, bd. I, p. 466). Hij sloot die dagen af met duidelijke en concrete voornemens om het Werk vooruit te brengen, door alles op het gebed en het uitboeten te baseren: hierin bestond zijn voortdurende inspanning en deze weg moeten wij, zijn dochters en zonen, altijd volgen.

Ik herinner jullie aan deze feiten met het verlangen dat wij de bezinningsdagen die wij doen heel goed voorbereiden en opdat wij met anderen over dit zo belangrijke vormingsmiddel spreken. In veel gevallen –daar hebben wij ruimschoots ervaring mee– veronderstelt de deelname aan een reeks bezinningsdagen een radicale bekering. Ze helpt de zielen zich de wezenlijke vragen over hun eigen leven te stellen: waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan, welke weg wij moeten volgen om tot de volle vereniging met God te komen, welke middelen wij moeten gebruiken… Deze innige omgang met God en bijgevolg de ervaring van Gods aanwezigheid, is het wat ons voortdurend om zo te zeggen de grootsheid van het christendom laat ervaren; verder helpt dat ons ook om (…) het te beleven en dag in, dag uit te verwezenlijken, in lijden en liefde, in vreugde en droefheid. (Benedictus XVI, toespraak, 9-11-2006)

Als we ons inspannen de maandelijkse bezinningsdag en de reeks van bezinningsdagen te vermenigvuldigen door veel mensen uit te nodigen, zal het apostolaatwerk overal groeien en zullen wij verbaasd staan over de resultaten. Met welke overtuiging spreken wij met de mensen over de gelegenheid dit vormingsmiddel te benutten? Bidden we voor degenen die in de hele wereld naar deze ontmoeting met God gaan?

Zoals jullie weten, heb ik de maanden juli en augustus in Pamplona doorgebracht, om een werk te beëindigen dat ik niet wilde uitstellen. Ik bedank jullie voor de hulp van jullie gebeden in die weken. Voor mijn terugkeer naar Rome, heb ik –met jullie allen– een reis naar Lourdes en ook naar Torreciudad gemaakt, waar de mariale Gezinsdag werd gevierd. Laten we blijven bidden voor de opleving van deze fundamentele cel van de maatschappij. Van haar geestelijke gezondheid hangt in grote mate de nieuwe evangelisatie af.

Ik nam ook deel aan een korte tocht langs een paar van de plaatsen waar de heilige Jozefmaria in november 1937 tijdens zijn tocht over de Pyreneeën door is gekomen. Het waren slechts een paar kilometers –vanzelfsprekend zonder de enorme moeilijkheden die onze stichter en degenen die hem vergezelden hebben ondervonden–, maar ik werd vervuld van vreugde en dankbaarheid jegens de Heer met de beschouwing eens te meer van de heldhaftigheid van onze vader. Door zijn voetstappen te volgen was het heel gemakkelijk de zelfde verlangens als hij te koesteren en aan ieder van jullie te denken. In die momenten van grote ellende dacht de heilige Jozefmaria niet aan zichzelf, maar aan zijn dochters en zonen, aan de zielen die de wegen van eeuwig leven zouden kunnen volgen als hij persoonlijk trouw bleef aan de opdracht die de Heer hem had toevertrouwd.

Deze gedachte werd, met een bijzondere helderheid, nog sterker toen we stopten op de plaats waar de hut van Sint Rafaël stond, in de bossen van Rialp, waar ze een paar dagen bivakkeerden alvorens aan hun nachttochten te beginnen. Het is echt indrukwekkend: ze werden door ieder soort gevaar belaagd en toch stelde de heilige Jozefmaria juist in deze buitengewone omstandigheden een rooster op waarin er tijd was voor alles: voor de vroomheidoefeningen, voor vorming en voor studie … Is dat geen schitterend voorbeeld voor ons, nu en in de toekomst? Daar hebben wij gebeden voor het apostolaat van Sint Michaël, Sint Gabriël en Sint Rafaël: voor het apostolaat dat de gelovigen van de Prelatuur ten dienste van de Kerk verrichten. Ook hebben wij er met jullie de Preces van het Werk gebeden op de plek waar onze stichter de houten roos vond. Het was heel gemakkelijk ieder deel ervan met aandacht te bidden, met de nauwgezetheid waarmee onze Vader ze uit de gebeden van de christelijke traditie bij elkaar heeft gezocht. Hij wilde dat wij ze dagelijks met toewijding zouden herhalen, door ze in praktijk te brengen!

Opnieuw vraag ik de hulp van jullie gebed en versterving voor mijn intenties. Nu heb ik jullie steun dringend nodig. Weest edelmoedig en trekt je er niet van terug.

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 oktober 2007.