Brief van de Prelaat (maart 2007)

Brief van Mgr. Javier Echevarría aan de leden van het Opus Dei. Naar aanleiding van de Vastentijd nodigt de prelaat elk persoonlijk uit om “daar waar nodig de koers bij te stellen, zoals een vliegtuig of boot doet om zijn doel te bereiken”.

Geliefden, moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

We zijn de Veertigdagentijd begonnen, een sterke liturgische tijd, waarin de Kerk ons uitnodigt tot een nieuwe bekering. Wij hebben deze verandering allemaal nodig, dat wil zeggen, dat wij voortdurend de richting van ons leven moeten bijsturen om ons laatste doel te bereiken: voor eeuwig God te bezitten en door Hem gelukkig te zijn.

Wij weten echter dat wij, zolang wij op aarde zijn, de richting kwijt kunnen raken, of tenminste van de weg kunnen afwijken. Daarom moeten we, vol optimisme, waar nodig steeds bijstellen, zoals een vliegtuig of schip doet om zijn doel te bereiken.

Onze geliefde Johannes Paulus II beweerde dat alle mensen zich in statu viatoris bevinden, in de gesteltenis van reizigers die naar hun hemels vaderhuis onderweg zijn. En daardoor bevinden wij ons ook in statu conversionis, in een toestand van bekering. Daaruit concludeerde hij dat wij in een voortdurende bekering moeten leven en dat dit feit een duidelijk kenmerk is van onze pelgrimstocht op aarde (vgl. enc. Dives in misericordia, 30-11-1980, n. 13). Maar, herhaal ik, vol vreugde en hoop, omdat de Heer op ons wacht.

De Veertigdagentijd spoort ons tot deze trouw aan. Het is een tijd die bijzonder geschikt is om ons met een grotere vastbeslotenheid in te spannen voor onze eigen persoonlijke verandering, omdat wij in deze liturgische tijd kunnen rekenen op een speciaal daarvoor bestemde genade. Laten wij enkele woorden van de heilige Jozefmaria overwegen: Wij zijn de Vastentijd ingegaan: een tijd van boetedoening, van loutering, van bekering. Dat is geen gemakkelijke taak. Het christendom is geen gemakkelijke weg. Het is namelijk. niet voldoende in de Kerk te zijn en de jaren maar voorbij te laten gaan. In ons leven, in het leven van de christenen, is de eerste bekering belangrijk, dat unieke ogenblik dat ieder zich zal herinneren, en waarin met grote helderheid alles duidelijk wordt wat de Heer van ons vraagt. Maar nóg belangrijker en ook moeilijker zijn de bekeringen die op deze eerste zullen volgen. En om de werkzaamheid van de goddelijke genade in deze bekeringen te vergemakkelijken is het nodig het hart jong te houden, de Heer aan te roepen, te luisteren, te ontdekken wat fout is en vergiffenis te vragen (Als Christus nu langskomt, n. 57).

Het lijden en de dood van de Heer vormen de grootst mogelijke act van liefde, van volledige overgave van zichzelf die ooit in de geschiedenis plaatsgevonden heeft en plaats zal vinden: de Zoon van God wordt Mens en sterft om ons van onze zonden te bevrijden. Daarom nodigt de Paus ons in deze weken ertoe uit onze blik met een levendiger aandacht (…) op de gekruisigde Christus te richten die ons door te sterven op Calvarië de liefde van God tot het uiterste heeft geopenbaard (Boodschap voor de Veertigdagentijd van 2007, 21-11-2006).

Uit de mond van de heilige Jozefmaria hebben wij vaak dezelfde aanbeveling gehoord. Hoe veel keren heeft hij ons aangespoord het kruisbeeld in onze handen te nemen en dapper voor de Heer te gaan staan om te horen wat Hij ons vanaf het Kruis wil zeggen. Laten we bijvoorbeeld deze woorden van hem overwegen: Ik bemin Christus aan het Kruis zozeer, dat elk kruisbeeld voor mij als een liefdevolle terechtwijzing van mijn God is: … Ik lijd, en jij bent laf. Ik heb je lief, en jij vergeet Mij. Ik vraag jou iets, en jij… weigert Mij dat. Ik lijd hier, in de houding van de Eeuwige Priester, al het mogelijke uit liefde voor jou… en jij beklaagt je bij het geringste onbegrip, bij de geringste vernedering… (De Kruisweg, 11e statie, punt 2). Ik heb hem de gekruisigde Heer zien kussen met een echte liefde en met een grote honger naar eerherstel.

Als wij ons in deze dagen oprecht tegenover de gekruisigde Jezus plaatsen, zal het niet lang duren of wij zullen concrete details ontdekken waarin Hij verwacht dat wij vooruit gaan. Want onze verlangens naar heiligheid mogen niet blijven steken in vluchtige voornemens, in verlangens die zonder uitwerking blijven, maar ze moeten vertaald worden naar concrete voornemens, naar een vastbesloten innerlijke strijd.

Misschien zullen wij soms ontdekken dat wij een radicale ommekeer in ons gedrag moeten bewerkstelligen, omdat de weg die wij volgen ons niet dichter bij God brengt. Andere keren –en dat zal het meest voorkomen– zal het erom gaan beter te worden op punten die nooit klein zijn als we worden bewogen door de liefde.

In ieder geval mogen wij niet vergeten –zoals Paus Benedictus XVI zegt– dat deze bekering van het hart bovenal een gratis geschenk van God is. (…) Daarom is Hij zelf met Zijn genade ons verlangen vóór en begeleidt Hij met deze genade onze inspanning ons te bekeren. En daar voegt de Paus aan toe: Wat is eigenlijk de bekering? Zich bekeren wil zeggen God zoeken, met God op weg gaan, volgzaam de onderrichtingen van Zijn Zoon Jezus Christus volgen. Zich bekeren is niet een inspanning om zichzelf te verwezenlijken, want de mens is niet de architect van zijn eeuwige bestemming. (…) De bekering bestaat erin vrijwillig en met liefde te aanvaarden dat wij totaal van God, onze waarachtige Schepper, afhankelijk zijn; dat wij van de Liefde afhangen. In werkelijkheid gaat het niet om afhankelijkheid, maar om vrijheid (Toespraak bij de algemene audiëntie, 21-2-2007, Aswoensdag).

Bij elk van deze veranderingen spelen de roeping van God en de menselijke vrijheid een rol. God –de Liefde zelf– heeft zichzelf in volle vrijheid in Jezus Christus aan ons uitgeleverd, en Hij hoopt dat wij ons voor Zijn Liefde openstellen. Aan het kruis bedelt God zelf om de liefde van zijn schepsel: Hij dorst naar de liefde van iedereen van ons (Boodschap voor de Veertigdagentijd van 2007, 21-11-2006). Zo heeft de Paus geschreven, waarbij hij duidelijk heeft gemaakt hoe in de persoon van Christus aan het Kruis de twee aspecten van de caritas verenigd worden: de liefde van de zelfgave en die van het bezitten.

Meer nog: de openbaring van de eros van God voor de mens (Zijn grote verlangen om door ons bemind te worden) ís in werkelijkheid juist de hoogste uitdrukking van zijn agape (Zijn absolute en onvoorwaardelijke zelfgave). Alleen de liefde waarin de belange­loze zelfgave en het hartstochtelijke verlangen naar wederkerigheid versmelten geeft werkelijk een zo intense vreugde dat hij zelfs de zwaarste offers licht maakt (Ibid.).

Met deze woorden van zijn vastenboodschap biedt Benedictus XVI de christenen een licht dat ons veel kan helpen gedurende deze weken die uitmonden in Pasen. Laten wij trachten dat licht te benutten. Laten wij ons afvragen hoe wij persoonlijk dagelijks beantwoorden aan de onmetelijke en oneindige liefde van God voor ieder van ons, op een concrete en doeltreffende wijze.

De vroomheidoefeningen die eigen zijn aan deze liturgische tijd –gebed, boetedoening, werken van naastenliefde– kunnen als leidraad dienen voor ons verlangen naar bekering. Hoe zijn wij ons aan het voorbereiden op het Paastriduüm, met het heilige verlangen dat met Christus door te brengen, met Christus te lijden, ons met Christus te geven? Hij wil het en ook in Zijn lijden vraagt Hij ons Hem te vergezellen.

Misschien kunnen wij met meer liefde een of andere vroomheidoefening verzorgen (het gebed, de Heilige Mis, het bidden van de rozenkrans). Misschien kunnen wij meer kleine verstervingen opdragen, waarin onze boetegeest zich uit; bijvoorbeeld zo goed mogelijk zorgen voor iets dat ons bijzonder moeite kost in het vervullen van onze taken. Of iemand die ons zoekt voor raad of hulp op een goede manier opvangen. Of in het eten en drinken het ingrediënt van een kleine versterving toevoegen, wat het ons vergemakkelijkt deze momenten in aanwezigheid van god te beleven. De heilige Jozefmaria was gewoon er een aan te bevelen die binnen handbereik van iedereen ligt: een beetje méér eten van wat we niet zo lekker vinden, en een beetje minder van wat we lekker vinden. Mijn kinderen, weten wij heel duidelijk dat er geen christendom, geen persoonlijk christelijk leven bestaat zonder Kruis? Worden jouw dagen beheerst door de liefde voor het Kruis?

Omdat het gebed en de versterving de zuilen zijn waarop het gedrag van een christen steunt, zullen wij, wanneer we ons verlangen naar een nieuwe bekering langs deze weg leiden, heel uiteenlopende manieren vinden om de broederlijke naastenliefde beter te beleven. Te beginnen bij de materiële aandacht voor degenen die dat nodig hebben, tot de raadgeving die in staat is voor anderen nieuwe horizonten te openen in de strijd om goede christenen te worden. In deze zin mogen wij niet het belang vergeten van het apostolaat van de Biecht. Laten we dat in deze veertigdagentijd intensiveren, zodat veel mensen de feesten van de paastijd kunnen vieren nadat ze, goed voorbereid, het sacrament van de goddelijke Barmhartigheid hebben ontvangen.

Ik geef jullie nog één raad meer door, in navolging van wat de Paus op Aswoensdag heeft gezegd: dat wij ons uiterste best doen te zorgen voor een intense geest van ingetogenheid en overweging (Toespraak bij de algemene audiëntie, 21-2-2007, Aswoensdag). Dit is inderdaad het klimaat waarin de echte bekeringen rijpen. Laten wij daarom onze tegenwoordigheid van God gedurende de dag trachten te vermeerderen, misschien door ons te bedienen van een schietgebedje dat bijzonder geschikt is voor onze individuele omstandigheden. In de liturgie van deze dagen kunnen wij er vele vinden. En laten wij ons inspannen in ons dagelijks gewetensonderzoek. Deze minuten waarin ieder onder vier ogen met God zijn geweten onderzoekt vormen een uitstekend uitgangspunt, als een springveer die ons de volgende dag –met het licht en de kracht die de Heer ons verleent– moet aanzetten tot een serieuze verandering.

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 maart 2007.