Brief van de prelaat (april 2010)

In zijn brief vraagt Mgr. Echevarria te overwegen, dat "met zijn vernedering en vervolgens zijn verheffing de Heer voor ons een pad heeft uitgezet dat wij in ons dagelijks bestaan met onze stappen moeten volgen."

Geliefden: Jezus beware mij mijn dochters en zonen!

Gisteren, op 31 maart, was het vijfenzestig jaar geleden dat onze Vader voor het eerst de Mis vierde in het studentenhuis Ferraz en het allerheiligste Sacrament in het tabernakel achterliet. Morgen 2 april zijn er vijf jaar voorbij sinds het overlijden van Johannes Paulus II. Twee data die zeer verschillend zijn, maar een speciale weerklank in onze harten oproepen. Beide vallen in de Goede Week. Ze herinneren ons er aan om het pad van de christelijke roeping te bewandelen hecht verenigd met Jezus Christus, werkelijk tegenwoordig in de Eucharistie, en Hem in zijn verlossend lijden te vergezellen.

Dikwijls herinnerde onze Vader eraan dat vanaf het moment dat de Heer in het tabernakel van het Centrum achterbleef, het apostolisch werk een enorme groei onderging. Nauwelijks was deze dag voorbij, of de oogst begon zich overvloedig af te tekenen. Zonder dat de moeilijkheden verdwenen overigens, die zullen we altijd ontmoeten aangezien de Heer dezelfde weg heeft afgelegd. Onze Vader legde dit vast in een brief aan de Vicaris van het bisdom Madrid-Alcalá: Vanaf het moment dat we Jezus in het tabernakel van dit huis hebben, is het overduidelijk te merken: door Zijn komst neemt ons werk toe in omvang en diepte [H. Jozefmaria, Brief aan don Francisco Morán, 15-5-1935 (vgl. A. Vázquez de Prada, El Fundador del Opus Dei, I, blz. 546)].

We hebben allemaal in ons geheugen gegrift dat de dood van Johannes Paulus II een geestelijke schok bij veel mensen teweegbracht en voor veel vruchten zorgde. Dit moment werd voorafgegaan door jaren, maanden en weken waarin deze grootse paus –met zijn prediking en voorbeeld, met zijn langdurige ziekte, zijn toegewijde leven en zijn dood– een geweldig getuigenis gaf van hoe men Christus dient te volgen. We herinneren ons zeker nog de vastberadenheid waarmee hij zich aan het heilig kruis vastklemde terwijl hij voor de televisie de Kruisweg op Goede Vrijdag volgde waarbij hij niet aanwezig kon zijn.

Deze en andere herinneringen kunnen ons helpen om ons met meer diepte in de scènes van de Goede Week te verplaatsen. De liturgie van het Paastriduüm, dat vanavond aanvangt met de Mis in Cena Domini en besluit met de Paaswake, gedenkt veelzeggend de wijze die God heeft verkozen om ons te verlossen. Laten we de Heer overvloedige genade afsmeken om met meer diepgang de enorme, werkelijk onschatbare gave te begrijpen die Hij de mensheid schonk met zijn Kruisoffer. Wat heb jij je voorgenomen om Jezus niet te verlaten? Smeek je Hem dat Hij je tot een edelmoedig boetvaardige ziel maakt? Wend je de middelen aan opdat de vlucht van de apostelen jou niet overkomt?

Benedictus XVI zegt bij een commentaar op de brief aan de Filippenzen over de totale zelfverloochening omwille van onze redding [vgl. Fil 2, 6-11], dat de apostel essentieel en effectief het hele verlossingsmysterie behandelt en hij noemt hierbij de hoogmoed van Adam, die niet God was, maar als God wilde zijn. Hij stelt deze hoogmoed van de eerste mens tegenover de deemoed van de ware Zoon van God, die mens wordt en niet aarzelt om alle zwakheden van de mens, behalve de zonde, op zich te nemen tot de dood aan het kruis. Op dit afdalen in de laatste diepte van lijden en sterven volgt zijn verheffing, de ware glorie van de liefde, die tot en met het uiterste is gegaan. Daarom zegt Paulus terecht, dat “bij het noemen van zijn naam zich iedere knie zou buigen in de hemel, op aarde en onder de aarde, en iedere tong zou belijden tot eer van God, de Vader: Jezus Christus is de Heer” (Fil 2,10-11) [Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 8-4-2009].

Staan we stil bij deze woorden van de heilige Paulus die we opnieuw op Goede Vrijdag zullen overwegen vóór het lezen van het Passieverhaal volgens de heilige Johannes. Ze zijn als de deur die ons in staat stelt binnen te treden in de goddelijke plannen die zo dikwijls afwijken van de louter menselijke plannen. Laten we de tegenspoed die God toestaat of ons zendt omhelzen met de zekerheid dat ze een bewijs van zijn liefde zijn, zoals dat ook was bij het lijden en de dood van zijn Zoon. Dit was niet de vrucht van een duister mechanisme of een blind noodlot, het was veeleer zijn vrije keuze, uit edelmoedige vereenzelviging met het verlossingsplan van de Vader. En de dood aan het kruis waar dit op uitliep –voegt de heilige Paulus toe–was de meest vernederende en onterende dood die men zich kon indenken. Dit alles –legt de paus uit– deed de Heer van het universum uit liefde voor ons: uit liefde wilde Hij “zich ontledigen van zijn waardigheid” en zich maken zich tot onze broeder; uit liefde wilde Hij delen in onze natuur, die van iedere man en iedere vrouw [Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 8-4-2009].

Met zijn vernedering en vervolgens zijn verheffing heeft de Heer ons een pad uitgezet dat wij in ons dagelijks bestaan met onze stappen moeten volgen. Als wij Hem trouw zijn–schrijft de heilige Jozefmaria– herhaalt het leven van Jezus zich op een of andere manier in ieder van ons, zowel innerlijkin het proces van heilig wordenals uiterlijk in ons hele doen en laten [H. Jozefmaria, De Smidse, nr. 418]. Zo, onder de inwerking van de heilige Geest en onze persoonlijk medewerking, zullen de trekken van Christus zich in ons versterken. Bij het bidden van de Kruisweg kunnen we ook met diepgang overwegen wat onze Vader schreef: Heer, geef dat ik besluit door boete, het trieste masker af te rukken, dat ik mij door mijn zonden heb opgezet… Dan, en slechts dan, zal door de weg van de beschouwing en de genoegdoening mijn leven de trekken van uw leven getrouw kunnen nabootsen. Wij zullen steeds meer op U gaan gelijken. Wij zullen dan andere Christussen zijn, Christus zelf, ipse Christus [H. Jozefmaria, De Kruisweg, zesde statie].

Mijn dochters en zonen, ik bid de Heer dat wij doorgronden dat het grootste blijk van liefde, het geluk, bestaat in de zelfverloochening want dan vult God de ziel in zijn geheel. Laten we niet vergeten dat de volgende verzen van de heilige Jozefmaria, armzalige verzen zoals hij zelf opmerkte, een klaarblijkelijke waarheid vormen: Hart van Jezus, verlicht mij zo ik vraag, / mijn Liefde en mijn Goed, zeg ik vandaag / Uw Kruis en doornen zendt Ge mij heden, / vandaag heb ik Uw liefde voor mij beleden.

De Heer gebruikt deze handelswijze –de vereniging met het Kruis– om ons te heiligen. Hij laat ook toe dat de Kerk zelf veel aanvallen ondergaat. De heilige Jozefmaria zei Dat is niets nieuws. Nadat zij door onze Heer Jezus Christus gesticht was, is zij voortdurend aan vervolging blootgesteld geweest. De aanvallen werden in andere tijden misschien openlijk ingezet. Tegenwoordig gaat het, in veel gevallen, om een achterbakse vervolging. Evenals vroeger blijft men vandaag de Kerk bestrijden [H. Jozefmaria, Homilie Het bovennatuurlijk doel van de Kerk, 28-5-1972].

Niets van dit al moet ons verbazen. De Heer heeft het de Apostelen al aangekondigd: Als de wereld u haat, bedenkt dan dat zij Mij eerder heeft gehaat dan u. Als gij van de wereld zoudt zijn, zou de wereld liefhebben wat haar toebehoort. Daar gij echter niet van de wereld zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u. Herinnert u wat Ik u gezegd heb: Een dienaar staat niet boven zijn heer. Als ze Mij vervolgd hebben, zullen ze ook u vervolgen. Als ze mijn woord onderhouden hebben, zullen ze ook het uwe onderhouden [Joh 15, 18-20].

Het is waar, er zijn momenten waarop de aanvallen op de katholieke leer, op de paus en de bisschoppen heviger zijn. Momenten waarop men de priesters en degenen die zich inzetten om een eerlijk leven te leiden, belachelijk maakt. Men verbant de katholieke lekengelovigen die, met het gebruik van hun persoonlijke vrijheid, wetten en maatschappelijke structuren met het licht van het Evangelie proberen te verlichten. Ik stel me voor dat jullie allen medelijden hebben met degenen die in hun hart en ziel alleen maar plaats hebben voor bitterheid. Laten we ze met ons gebed naar de Heer brengen.

In deze situaties moeten we de moed niet verliezen, noch bang worden. Laten we een broederlijk verdriet gevoelen voor degenen die zich in de dwaling bevinden. Laten we voor hen bidden. Geven we goed terug in ruil voor het kwaad. Laten we ons voornemen met een groter vreugde trouw te zijn en apostolischer. Herinneren we ons het God en durf van de heilige Jozefmaria in de eerste jaren van het Werk toen de moeilijkheden in het leven van de Kerk niet minder waren dan die van nu. Overwegen we de bevestiging van onze Heer die ik jullie zojuist voorhield: Als ze Mij vervolgd hebben, zullen ze ook u vervolgen. Als ze mijn woord onderhouden hebben, zullen ze ook het uwe onderhouden. God verliest geen veldslagen. Met zijn oneindige liefde en almacht zal Hij uit het kwaad goed weten te halen.

Vaak werd reeds victorie gekraaid door hen die dachten voorgoed met de Kerk te hebben afgerekend. Steeds is de Bruid van Christus met meer schoonheid en zuiverheid opgestaan om tussen de volkeren een blijvend instrument van redding te blijven. De heilige Augustinus wees hier al op in zijn tijd met woorden die onze Vader in een van zijn homilieën opneemt: Als u ooit bij toeval woorden of kreten hoort die een belediging van de Kerk zijn, laat deze liefdelozen dan, met menselijkheid en deernis, zien dat je een moeder niet op een dergelijke wijze slecht mag behandelen. Zij vallen haar nu straffeloos aan, omdat haar rijk, het rijk van haar Meester en Stichter, niet van deze wereld is. Zolang de tarwe onder het graan kreunt, zolang de aren door het onkruid verstikt worden, zolang de kruiken der barmhartigheid wenen tussen die der toorn, zolang de lelie tranen vergiet tussen de doornen, zullen de vijanden niet ontbreken die zeggen: wanneer zal zij sterven en wanneer zal haar naam vervagen? Zij bedoelen: let op, er komt een tijd waarin de gelovigen verdwijnen en er geen meer over zal zijn… En terwijl zij dit zeggen, sterven zij onvermijdelijk. En de Kerk blijft’ (Heilige Augustinus, En. in Ps. 70, II, 12) [H. JOZEFMARIA, Homilie Trouw aan de Kerk, 4-6-1972].

Soms zouden we willen dat God zijn macht zou laten voelen door de Kerk definitief van haar vervolgers te bevrijden. En misschien hebben we wel de neiging te vragen: Waarom laat U toe dat het volk dat Gij verlost hebt, zo vernederd wordt? Het is de klacht die de heilige Johannes, in de Apocalyps, legt in de mond van degenen die van Christus getuigd hebben tot aan de dood: Ik zag onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren om het Woord van God en het getuigenis dat zij hadden afgelegd. En zij begonnen te roepen met luide stem:´Hoe lang nog, heilige en waarachtige Heerser, zult Gij het oordeel uitstellen en ons bloed niet wreken op de bewoners der aarde?´ [Ap 6, 9-10]. Het antwoord laat niet op zich wachten: En hun werd aangezegd, dat zij nog een korte tijd moesten wachten, totdat ook van hun mededienstknechten en broeders, die gedood zouden worden evenals zij, het getal vol zou zijn [Ap 6, 11].

Op zo´n wijze handelt God. Degenen die getuige waren van de gevangenneming van Christus, van zijn onredelijke rechtszaak, zijn oneerlijke veroordeling en van zijn smadelijke dood, vergisten zich toen ze concludeerden dat alles nu voorbij was. Want op het moment dat Jezus voor ons zijn lijden vrijwillig op zich nam, was de Verlossing van de mensheid nog nooit zo dichtbij geweest. Wat is dit mysterie wonderbaarlijk en tegelijkertijd verbazingwekkend!, zegt de paus. We zullen deze werkelijkheid nooit voldoende kunnen overwegen. Ondanks zijn goddelijk wezen, heeft Jezus zich niet willen laten voorstaan op zijn gelijkheid aan God als exclusieve eigenschap: Hij wilde zijn goddelijke natuur, zijn waardigheid en zijn macht niet gebruiken als instrument voor persoonlijke overwinning [Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 8-4-2009].

De Heer wenst dat in de ledematen van zijn mystiek Lichaam zich het mysterie van de verloochening en van de verheffing voltrekt waardoor de Verlossing tot stand kwam. Goede Vrijdag is een dag vol droefenis en tegelijkertijd is het een uitgesproken dag om ons geloof te hernieuwen. Het is een dag om onze hoop en dapperheid te bevestigen en om ons kruis op te nemen met nederigheid, vertrouwen en overgave aan God, verzekerd van zijn steun en overwinning. De liturgie van deze dag zingt: O crux, ave, spes unica, Gegroet, o Kruis, onze enige Hoop! [Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 8-4-2009]. Ik raad jullie aan wat ik onze Vader heb zien doen: de woorden te smaken, overwegen en bijzonder eigen te maken die in de Goede Week op een bijzondere wijze worden herhaald: Adoramus te, Christe, et bendecimus tibi. Quia per sanctam Crucem tuam redemisti mundum!

In het licht van de glorievolle Verrijzenis die op de dood en de begrafenis van Jezus volgde, verkrijgen de gebeurtenissen die smart en lijden teweegbrengen hun ware betekenis. Spannen we ons in opdat wij het zo ook begrijpen. Door de Wil van God op alle momenten lief te hebben, die ook al wenst Hij het niet, het kwade toelaat om de vrijheid van de mens te respecteren en zijn barmhartigheid meer te laten schitteren. En doen we ons best opdat veel andere personen die zich wellicht verward of gedesoriënteerd voelen, dit gaan begrijpen.

Gebeure wat gebeurt, Christus zal zijn Bruid nooit in de steek laten [H. Jozefmaria, Homilie Trouw aan de Kerk, 4-6-1972]. De Heer leeft voort in de Kerk, die Hij de heilige Geest heeft gezonden om Haar voor eeuwig te vergezellen. Dat was het plan van God: Door zijn dood aan het Kruis gaf Christus ons de Geest van Waarheid, de Geest van Leven. Christus leeft voort in zijn Kerk, in haar sacramenten, in haar liturgie, in haar verkondiging, in al haar doen en laten [H. Jozefmaria, Als Christus nu langs komt, nr. 102]. Onze Vader voegt toe: Slechts wanneer de mens trouw aan de genade het besluit heeft genomen het Kruis tot middelpunt van zijn leven te maken en zich uit liefde tot God te verloochenen, als hij zich van het egoïsme en van elke bedrieglijke menselijke zekerheid heeft losgemaakt, als hij aldus echt uit het geloof leeft, dan, slechts dan ontvangt hij de volheid van het grote vuur, het grote licht, de grote troost van de heilige Geest [H. Jozefmaria, Als Christus nu langs komt,nr. 137].

Op de drieëntwintigste van deze maand vieren we een nieuwe verjaardag van de Eerste Communie van onze Vader. Ik weet niet hoe ik jullie zijn vreugde, aanbidding en eucharistische ijver op Witte Donderdag kan beschrijven. Ik kan jullie wel zeggen dat zijn dankbaarheid en zijn aanbidding van Jezus in de heilige Hostie voorbeeldig waren. Alles leek hem te weinig. En hij smeekte de Heer in het Sacrament hem te leren liefhebben, en ons te leren Hem lief te hebben.

Er zijn nog andere mijlpalen van de geschiedenis van het Werk deze maand. Die laat ik aan jullie gezonde nieuwsgierigheid deze te ontdekken, opdat we als goede dochters en zonen de allerheiligste Drie-eenheid dank weten te zeggen voor de ontvangen weldaden. Nu onder andere voor de geestelijke vruchten van de reis die ik afgelopen weekend naar Palermo heb gemaakt.

Blijft bidden voor de paus en zijn medewerkers, en voor al mijn intenties. De leus die ik voorstel is dezelfde als die van de heilige Jozefmaria in het begin van het Opus Dei: God en durf,geloof en stoutmoedigheid, met een optimisme dat geworteld is in de hoop. Laten we ons apostolaat van vriendschap en vertrouwen, eigen aan het Werk, versterken zonder menselijk opzicht. Laat het gegrondvest zijn op een leven van gebed en van offer, en op een beroepswerk dat zo goed mogelijk verricht is. En dan zal de Heer alles doen: eerder, meer en beterdan dat wij ons kunnen voorstellen.

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 april 2010