Brief van de prelaat (november 2006)

Brief van Mgr. Javier Echevarría aan de gelovigen van het Opus Dei. De prelaat schrijft hierin onder andere over de gemeenschap van de heiligen.

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

De geestelijke toon van de novembermaand wordt gezet door de twee dagen waar hij mee begint: Allerheiligen en de herdenking van de overleden gelovigen. Het mysterie van de gemeenschap der heiligen werpt op een bijzondere manier licht op deze maand en op heel het laatste deel van het liturgisch jaar, door de bestemming van de mens op aarde te beschouwen in het licht van het Pasen van Christus. (1)

De Kerk groeit niet alleen in deze wereld, maar bovenal in het ‘hiernamaals’. Zo stelt dit grote feest van vandaag het ons voor ogen. Wij denken hierbij aan de onmetelijke menigte zielen die na hun aardse leven de eeuwige zaligheid genieten door in de hemel God van aangezicht tot aangezicht te aanschouwen. Morgen, op 2 november, denken wij aan de overledenen die nog gezuiverd worden in het vagevuur en zich voorbereiden op het moment waarop Jezus hun zal zeggen: treedt binnen in de vreugde van uw Heer. (2) Allemaal samen vormen wij het Mystieke Lichaam van Christus, dat als Hoofd het mensgeworden Woord heeft. Met Hem en onder leiding van Hem brengen wij God de Vader zonder ophouden een loflied, in de kracht van de Heilige Geest. De overweging van dit mysterie van ons geloof moet ons ertoe aanzetten God te danken voor Zijn goedheid en voor het voortdurende gezelschap van de heiligen, waarbij we trachten meer nut te trekken uit deze zo troostende waarheid.

Op dit feit steunend heeft onze stichter altijd –naast de bescherming van de heiligen in de hemel en van zijn goede vrienden, de zielen in het vagevuur (3)– het gebed en de versterving van de mensen met wie hij omging gezocht. In het bijzonder in de eerste jaren van het Werk heeft hij tegenover de grootsheid van de zending die de Heer hem had toevertrouwd, vol vertrouwen bij de armen en zieken in Madridgebedeld om smeekbeden en offers, in de overtuiging dat na het gebed van de priesters en van de godgewijde maagden, dat van de kinderen en zieken God het meest welgevallig is. (4)

Deze overwegingen vloeien uit mijn pen omdat het deze maand vijfenzeventig jaar geleden is dat de heilige Jozefmaria met de zorg voor de armen en de zieken is begonnen, vergezeld van de eerste jongens die in contact waren gekomen met zijn priesterlijke arbeid. Reeds verscheidene jaren eerder had hij zich als kapelaan van het Patronaat van de zieken persoonlijk aan dit werk gewijd. Hiermee heeft hij bovendien de fundamenten van het Werk stevig gelegd. Maar in oktober 1931, toen zijn dienst in die liefdadigheidsinstelling ophield, zodat hij zich bezig kon gaan houden met de zorg voor de kerk en het patronaat van Santa Isabel, begon hij de intense omgang met de behoeftigen en de zieken in de voorgaande jaren te missen. Dat vertelt hij in een notitie van zijn Apuntes íntimos, wanneer hij het heeft over zijn verandering van pastorale activiteit: gisteren moest ik voorgoed het patronaat, dus de zieken, verlaten; maar mijn Jezus wil niet dat ik Hem verlaat en Hij heeft me eraan herinnerd dat Hij in het ziekenhuis aan bed gekluisterd is … (5)

Dit verlangen om alle zielen te dienen had hij al lang: nauwelijks priester gewijd organiseerde hij catechese en materiële zorg voor de arme gezinnen in Zaragoza, en ging hij naar verscheidene buitenwijken van de stad, waarbij hij zich liet vergezellen door studenten van de universiteit. Een behoorlijk groot aantal van hun is daarna van het Opus Dei geworden, gestimuleerd door de apostolische ijver van die jonge priester.

Vanaf het eerste moment dat hij in het patronaat van Santa Isabel begon te werken, zocht hij de manier om door te kunnen gaan met dit apostolaat waarin –zoals hij op een andere plaats zegt– de Heer mij mijn priesterhart heeft willen laten ontdekken. (6) Hij leerde het bestaan kennen van een liefdadigheidsinstelling, bestaande uit priesters en leken, die zich bezighield met de zorg voor de zieken van het Algemeen Ziekenhuis, vlakbij de kerk van Santa Isabel. Hij nam contact op met deze instelling, en op 8 november 1931 werd zijn manier van medewerking verlenen geformaliseerd.

Ik blijf bij deze details stilstaan omdat alles wat met de heilige Jozefmaria te maken heeft, van belang is voor de gelovigen van de Prelatuur. De geest van het Werk wordt tot in de kleinste omstandigheden van zijn leven trouw weerspiegeld. Iedereen van ons moet deze geest met eerbied aannemen, behoeden en doorgeven aan de volgende generaties.

Zijn wij mensen die de naastenliefde beleven? Hoe bidden wij voor de noodlijdenden in de hele wereld? Dragen wij verstervingen op en beleven wij, naar ieders reële mogelijkheden, een concrete onthechting om deze broeders en zusters te helpen?

Ik kan het niet nalaten jullie te vertellen wat een grote vreugde mij het bericht heeft verschaft dat men al is begonnen een oud project van de heilige Jozefmaria in praktijk te brengen: in het Opus Dei van begin tot eind alles te doen om de materie van het sacrament van de Eucharistie voor te bereiden.

Dank zij God is deze droom van onze Vader nu werkelijkheid geworden, want in Chili en ik hoop dat dat op andere plaatsen ook snel kan gebeuren–verbouwen ze het graan en hebben ze de nodige wijnstokken, zodat ze al over de wijn beschikken en binnenkortover de hosties voor de viering van het Heilig Misoffer. Ik kan me de vreugde van onze Vader indenken, want ik herinner me met hoe veel liefde hij altijd over dit verlangen sprak.

Ik keer terug tot het thema van deze brief: het belang de Gemeenschap der Heiligen te beleven, niet slechts door te bidden, maar ook door het opdragen van smart en offer. Mijn kinderen, laten wij edelmoedig zijn, om de Heer met een glimlach alles wat ons dwarszit op te dragen; laten wij de zieken vragen Jezus hun pijnen en ziekten met vreugde op te offeren, in het besef dat zij op deze manier niet alleen verdiensten voor het eeuwig leven vergaren, maar ook op een doorslaggevende manier meewerken aan de vestiging van het Godsrijk op aarde, aan de doeltreffendheid van het apostolaat. Wij hebben een grote schat in degenen die getroffen zijn door ziekte. Gaat met ieder van hun om zoals de Heer het zou doen. Jullie moeten in hun Jezus Christus zelf zien.

De beschouwing van dit feit zal bovendien voedsel geven aan onze hoop wanneer de krachten van het kwaad zich heviger in de wereld manifesteren, waardoor misschien een deur naar het pessimisme wordt opengezet. Laten wij niet in deze bekoring vallen, mijn dochters en zonen! Wij mogen nooit vergeten, dat de grote gemeenschap van de universele Kerk, van alle volkeren echt bestaat. Het is het net van de eucharistische gemeenschap, die uitstijgt boven de grenzen van de culturen, beschavingen, volkeren en tijden. Deze gemeenschap bestaat, deze “eilanden van vrede” in het Lichaam van Christus bestaan. Zij bestaan. En het zijn krachten van vrede in de wereld. Als we de geschiedenis doorlopen –zei de paus onlangs– kunnen wij de grote heiligen van de naastenliefde zien, die “oases” van deze vrede van God in de wereld hebben geschapen, die altijd opnieuw Zijn licht hebben doen ontbranden, en die ook in staat zijn geweest de verzoening te bewerken en altijd opnieuw vrede te stichten. Er zijn martelaren geweest die met Christus hebben geleden, die dit getuigenis hebben afgelegd van de vrede, van de liefde die een grens stelt aan het geweld. (7)

Tijdens mijn reis naar Libanon heb ik onlangs eens te meer de kracht bemerkt van deze gemeenschap in Christus van gebeden en offers. Men heeft mij gezegd dat ze, gedurende de afgelopen oorlog, merkten dat er veel mensen voor hun aan het bidden waren. Opnieuw is in vervulling gegaan hetgeen onze Vader in De Weg heeft geschreven: laat iedereen van jullie een bijzondere Gemeenschap van de Heiligen beleven: dan zal iedereen zowel tijdens de innerlijke strijd als bij de uitoefening van het beroep, de vreugde en de kracht voelen hij niet alleen te staan. (8)

In deze maand zullen we ook terugdenken aan de oprichting van het Opus Dei tot personele Prelatuur, door onze geliefde Johannes Paulus II. Ik ben er getuige van hoe onze Vader voor deze intentie heeft gebeden, en hoe onze don Alvaro ook hierin het estafettestokje heeft overgenomen. Ik heb een levendige herinnering aan zijn bezoek aan de Wonderdadige Medaille hier in Rome, om voor deze stap te bedanken. Nu zijn wij aan de beurt met de plicht ons leven in te zetten voor deze zo lang verwachte erkenning: verenigt jullie alsjeblieft met mijn intentie. En bidt ook voor de numerairs die de 25ste aanstaande de diakenwijding zullen ontvangen.

Met alle genegenheid zegent jullie,

Jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 november 2006

1. Benedictus XVI, Homilie, 11-11-2005.

2. Mt 25, 21.

3. Heilige Jozefmaria, De Weg, n. 571.

4. Ibid., n. 98.

5. Heilige Jozefmaria, Apuntes íntimos, n. 360 (29-10-1931).

6. Ibid., n. 731.

7. Benedictus XVI, Homilie, 23-7-2006.

8. Heilige Jozefmaria, De Weg, n. 545.