“Ga met vertrouwen naar de heilige Maagd”

Als je merkt dat je hart droog is, als je niet weet wat je moet zeggen, ga dan met vertrouwen naar de heilige Maagd. Zeg haar: Onbevlekte Moeder, bid voor mij! Als je haar met geloof aanroept, zal zij je - midden in je gevoelens van droogte - de nabijheid van God laten proeven. (De Voor, 695)

Laten we nu aan zijn gezegende Moeder denken, die ook onze Moeder is. Op de Calvarieberg, naast de plaats der terechtstellingen, bidt zij. Dat is geen nieuwe houding voor Maria. Dat is altijd het kenmerk van haar gedrag geweest, bij het vervullen van haar plichten, bij het regelen van haar huishouden. Te midden van haar dagelijkse bezigheden bleef ze gericht op God. Christus, perfectus Deus, perfectus homo (Symbolum Quicumque), heeft gewild, dat ook zijn Moeder, het meest hoogverheven schepsel, zij die vol van genade is, in ons het verlangen versterkt altijd onze blik te richten op de goddelijke liefde. Denk nog eens aan het tafereel van de Boodschap van de Engel. De Aartsengel komt haar de goddelijke boodschap brengen dat zij de Moeder van God zal worden. Hij treft haar aan in afzondering, in gebed. Maria heeft haar hele wezen op God gericht als Sint Gabriël haar begroet: Gij zijt vol van genade, de Heer is met u (Luc 1, 28). Een paar dagen erna laat zij haar vreugde ten hemel stijgen in het Magnificat — de jubelzang van Maria die de Heilige Geest ons door de fijngevoelige trouw van de heilige Lucas meegedeeld heeft, vrucht van de dagelijkse omgang van de allerheiligste Maagd Maria met God.

Onze Moeder heeft vaak en lang stilgestaan bij de woorden van de heilige vrouwen en mannen uit het Oude Testament, bij hun verlangen naar de Heiland en bij de gebeurtenissen waarin ze een rol speelden. Ze is ontroerd bij het zien van de opeenstapeling van wonderen, bij het zien van de overvloed aan barmhartigheid van God voor zijn volk, dat zo vaak ondankbaar is. Bij het beschouwen van die liefdevolle genegenheid van de Hemel, die er telkens opnieuw is, stroomt haar onbevlekt hart over: Mijn hart prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest om God, mijn Redder: daar Hij welwillend neerzag op de kleinheid van zijn dienstmaagd (Luc 1, 46­48). De kinderen van die goede Moeder, de eerste christenen, hebben haar tot voorbeeld genomen. Ook wij kunnen en moeten van haar voorbeeld leren.

Vrienden van God, 241

Ontvang berichten per e-mail

email