Gerl-Falkovitz: “God wordt weer modern”

“We krijgen de wind weer in de zeilen” richting de herontdekking van God. Hiervan is prof.dr. Hanna-Barbara Gerl-Falkovitz van de Technische Universiteit Dresden overtuigd.

De Duitse godsdienstfilosofe nam op 7 maart 2008 tijdens haar voordracht “Wordt God weer modern?” in het Weense studentenhuis van het Opus Dei Währing haar toehoorders mee op een spannende reis door de eigentijdse filosofie, op zoek naar sporen van God.

Het denken in onze tijd is gegrondvest op postmoderne ideeën, waarvan de centrale veronderstelling luidt dat er geen waarheid mag bestaan, stelde Hanna-Barbara Gerl-Falkovitz aan het begin van haar voordracht vast. Aan de hand van het basiswerk La Condition Postmoderne (1979) van de Franse filosoof Jean-François Lyotard schetste de godsdienstfilosofe, die doceert aan de Technische Universiteit Dresden, het postmoderne als een cultuur van “afwezigheid”. Lyotard heeft naar aanleiding van de verschrikkelijke gebeurtenissen in de twintigste eeuw scherpe kritiek geuit op de verstandscultuur van de Verlichting. Als antidotum zag hij echter het afzien van ieder waardeoordeel. Alleen door dit afwijzen van de waarheid is een vredige samenleving mogelijk, dacht hij. Zo zou de “afwezigheid van de waarheid het eerste kenmerk van beschaving zijn.”

Deze ideeën bepalen het huidige denken op alle gebieden, verklaarde Gerl-Falkovitz. Alles bestaat slechts uit constructen en tekens. Er bestaan “meerdere waarheden”, er mogen geen waardeoordelen gegeven worden. Zelfs bij de realiteit van het lichaam werd door de gender-theorie, die het geslacht als louter construct beschouwt, vraagtekens geplaatst. Doch de religiefilosofe onderkent juist rond de millenniumwisseling ook nieuwe tendensen in het denken, die deze vooronderstellingen in twijfel trekken. In de afgelopen jaren hebben meerdere belangrijke denkers verrassend stoutmoedig weer ideeën uit het christendom opgepakt.

Zo uitte de Duitse schrijver Botho Strauß in zijn boek Aufstand gegen die sekundäre Welt (1999) heftige kritiek op het postmoderne beeld van de wereld als construct. De woorden betekenden niet meer dan wat ze zeggen, er wordt slechts alleen meer “woordenbrij” geproduceerd, klaagde hij. Hijzelf kan echter slechts alleen dichten, zolang het woord “op een plaats” werkelijk “betekent wat het zegt”. Deze “ene plaats” herkent Strauß – provocerend en verrassend – in de viering van de Eucharistie. Daar bewerken de woorden namelijk echt datgene wat ze verkondigen: “In de Eucharistie wordt het geklets weggevaagd,” het is het sacramentele teken van een realiteit.”

De vraag naar de rechtvaardigheid stimuleerde de Duitse filosoof Jürgen Habermas en de Fransman Jacques Derrida. Habermas sprak in 2001 in de Pauluskerk in Frankfurt over de vraag naar een laatste gerechtigheid en onderstreepte nadrukkelijk dat alleen de opstanding van de doden de vraag kan beantwoorden “wat de zin is van niet meer goed te maken onrechtvaardigheid”.

Derrida, tijdens zijn leven een van de bekendste postmoderne filosofen en vertegenwoordiger van het deconstructivisme, wees op het einde van zijn leven in een discussie over de principiële vergeefbaarheid van de Holocaust op de “ondenkbare vergeving” in de biecht. Want het “onvergeeflijke” is eigenlijk het enige dat werkelijk vergeven moet worden – maar “absolutie is er alleen in het absolute.”

Een teken tegen de lichaamsvijandelijke gender-theorie gaf de fenomenoloog Michel Henry, die “het vlees als laatste anker van de werkelijkheid” zag. De pijn staat geen “virtuele spelletjes” meer toe en kan niet weggepraat worden: “Het vlees nagelt mij vast.” Lichamelijkheid, lijden en eindigheid zijn basisprincipes van onze ik-ervaring.

Gerl-Falkovitz ziet in al deze ideeën aanwijzingen dat de “middernacht van de afwezigheid voorbij is” en de godsvraag vanuit een ongebruikelijk perspectief opnieuw gesteld wordt. Na de “afwezigheid” van het postmoderne, begint zich een nieuwe filosofie van de “aanwezigheid” te ontwikkelen.

In deze context wees de filosofe ook op de “aspiraties van de islam”, waarmee het Westen nu wordt geconfronteerd. Hierin ziet zij “correctiemogelijkheden” voor een samenleving, die tot op heden geloofde, “met laissez-faire de obstakels te kunnen nemen” waarbij het “alles en het tegendeel van alles” toegelaten heeft. Echter “afschaffen is geen oplossing”, zo vatte Gerl-Falkovitz samen.