Brief van de prelaat (september 2008)

"Hoe ontvangen wij wat ons niet bevalt: ziekte, mislukkingen in ons beroep, onverdiende beledigingen, moeilijkheden in ons sociale of gezinsleven?", vraagt de prelaat in deze maandelijkse brief. Hij vindt het antwoord in Christus’ Kruis.

Geliefden: moge Jezus mijn dochters en zonen behoeden!

Alvorens met het thema van de brief te beginnen, een paar woorden om God te danken omdat wij het “omnes cum Petro” zelfs fysiek hebben mogen beleven: doordat de paus zich thuis voelde – in Kenthurst –, hebben wij een bijdrage geleverd aan zijn werk als opvolger van Petrus en aan zijn rust.

Benedictus XVI heeft het vele keren over de apostel Paulus gehad en wij willen helemaal met hem op één lijn zitten. We overwegen nu dat Saulus vanaf zijn bekering onderweg naar Damascus duidelijk besefte dat zijn roeping en zijn zending nauw verbonden waren met het mysterie van het Kruis. Jezus zelf heeft aan Ananias, die niet naar hem toe wilde gaan om hem te dopen, uitgelegd: die man is mijn uitverkoren werktuig om mijn Naam uit te dragen onder heidenen en koningen en onder de zonen van Israël. Ik zal hem laten zien, hoeveel hij om mijn Naam moet lijden. (Hand. 9, 15-16)

Het leven van Sint Paulus bestond in de voortdurende vervulling van deze woorden van de Heer. Door onvoorwaardelijk aan de genade te beantwoorden, was zijn enige zorg Jezus Christus te kennen en bekend te maken, door de nieuwe christenen de persoon van de mensgeworden Zoon van God, gestorven en verrezen om ons te redden, voor ogen te stellen. In de brief aan de Galaten spreekt hij over dit leven in Christus waar hij vanaf het ogenblik van zijn bekering naar streefde, met de woorden: Christo confixus sum cruci (Gal. 2, 19), ik ben met Jezus aan het Kruis genageld. En hij heeft, juist als gevolg van deze hechte eenheid, in een dagelijkse, totale overgave de mystieke vereenzelviging met Hem bereikt: ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij. (Gal. 2, 20)

In het leven van de apostel was deze vereniging met Christus aan het Kruis niet beperkt tot iets louter “ideëels”, theoretisch. In een van de autobiografische teksten die hij in zijn brieven opneemt legt hij uit wat voor hem de noodzaak om met Christus te sterven concreet betekend heeft. Vijfmaal kreeg ik van de Joden de veertig-min-één. Driemaal ben ik met stokken geslagen, éénmaal gestenigd. Driemaal heb ik schipbreuk geleden, eens een heel etmaal doorgebracht in volle zee. Altijd op reis, gevaren van rivieren en gevaren van rovers, gevaren van de kant van mijn eigen volk en van de heidenen, gevaren in steden en in de woestijn, gevaren op zee, gevaren temidden van valse broeders, met zwoegen en tobben, veel slapeloze nachten, honger en dorst, vaak zonder eten, in koude en naaktheid. En afgezien van al het overige: dag in dag uit drukt mij de zorg voor al de gemeenten. Niemand is zwak of ik ben het ook. Niemand komt ten val of het grijpt me in de ziel. (2 Kor. 11, 24-29)

Dit zijn enkele regels uit de tweede brief aan de Korintiërs die we niet zonder emotie en dankbaarheid kunnen lezen. Want Paulus herinnert zich bovendien vol vreugde al dit lijden van hem voor de Heer, dit met Hem aan het Kruis genageld zijn: het liefst van alles zal ik roemen op mijn zwakheden. Dan zal de kracht van Christus in mij wonen. Daarom lijd ik om Christus’ wil gaarne zwakheid, smaad, nood, vervolging en benauwdheid. Want als ik zwak ben, dan ben ik sterk. (2 Kor., 12, 9-10)

Benedictus XVI bespreekt enkele soortgelijke woorden van de apostel en zegt dan dat Sint Paulus niet meer voor zichzelf leeft, voor zijn eigen gerechtigheid. Hij leeft van Christus en met Christus: door zichzelf te geven; niet meer door zichzelf te zoeken en zichzelf te realiseren. Dít is de nieuwe gerechtigheid, de nieuwe oriëntatie die de Heer ons geeft, die het geloof ons geeft. Tegenover het Kruis van Christus, de grootste uiting van Zijn overgave, kan niemand zichzelf nog verheerlijken. (Benedictus XVI, toespraak bij de algemene audiëntie, 8-11-2006.)

Ten tijde van Sint Paulus – en ook nu – zochten veel mensen esoterische kennis, sensationele leerstellingen, in de hoop daar hun heil te vinden. Maar de apostel waarschuwt ze dat het goddelijk plan dáár niet te vinden is. Hij preekt verbum crucis (1 Kor. 1, 18), het woord van het Kruis. En opdat er geen twijfel mogelijk blijft zegt hij ons allen: Joden eisen wonderen, heidenen verlangen wijsheid. Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor de joden een aanstoot, voor de heidenen een dwaasheid, maar voor hen die geroepen zijn, joden zowel als heidenen, is Hij Gods kracht en Gods wijsheid. Want de dwaasheid van God is wijzer dan de mensen, en de zwakheid van God is sterker dan de mensen. (1 Kor. 1, 22-25)

Woorden met een altijd actuele inhoud en aansporing. Het is heel goed voor ons deze te overwegen, vooral in deze dagen waarin we ons voorbereiden op 14 september het feest van de Kruisverheffing te vieren. Van oudsher heeft dit feest diep wortel geschoten in de Kerk en concreet in dit deel van de Kerk dat het Opus Dei is. Het feit dat we een jaar beleven dat aan Sint Paulus is gewijd, die zo veel over het mysterie van het Kruis heeft geschreven, nodigt ons uit ons er beter op voor te bereiden en het feestelijker te vieren. Hoe zoeken wij iedere dag de versterving? Met hoe veel liefde kijken we naar het houten kruis, dat zo veel betekenis insluit? Houden we van het offer?

In het leven van de heilige Jozefmaria was sinds 2 oktober 1928 het verlangen aanwezig zich met Christus aan het Kruis te verenigen. Maar al eerder, toen hij nog heel jong was, bereidde de Heer hem voor met de kleine en grote tegenslagen die Hij in zijn kinder- en jeugdjaren toegelaten heeft. Toen het Opus Dei eenmaal gesticht was, heeft Hij hem duidelijk getoond dat het Werk moest wortelen in het Heilig Kruis. God heeft het hem bij verscheidene gelegenheden en op heel verschillende manieren toevertrouwd. En hoewel onze Vader soms niet het waarom van al dit lijden begreep, ging hij altijd door in de overtuiging dat het goddelijke liefkozingen waren. In 1948 deelde hij, in de derde persoon, in een meditatie een paar herinneringen van deze jaren mee. Zijn autobiografische woorden geven ons veel licht om zijn reactie op de herhaaldelijke ontmoetingen met het Kruis van Christus te begrijpen.

De Heer heeft toegelaten dat hij met ontelbare moeilijkheden te maken kreeg, waarmee de Heer zijn ziel aan het vormen was. Ik herinner me iemand die van de ene kant naar de andere door de arme wijken van Madrid ging, alleen met zijn smart. Hij verlangde ernaar de Wil van God te vervullen, maar hij had geen middelen om de opdracht die hij had ontvangen ten uitvoer te brengen. Hij had geen andere oplossing, hij kende geen ander middel dan het Kruis; en hij dronk de kelk van het lijden tot op de bodem. En toen hij besloot de smart te omhelzen, kon hij, als het ware dronken door de zoete en bittere roes van het lijden, de vreugde van die woorden van de psalmist smaken: et calix tuus inebrians quam praeclarus est! (vgl. Ps. 22, 5, Vulg.); hoe gelukkig maakt mij uw kelk die mij dronken maakt! (H. Jozefmaria, aantekeningen van een meditatie, 15-12-1948)

Wij kunnen ons persoonlijk andere vragen stellen die ons helpen te peilen hoe onze liefde voor het Kruis concreet is, dus met daden. Hoe ontvangen wij wat ons niet bevalt: ziekte, mislukkingen in ons beroep, onverdiende beledigingen, moeilijkheden in ons sociale of gezinsleven? Hoe reageren wij op alles wat onaangenaam is en zonder dat we het zoeken in ons leven verschijnt? Trachten we het met bovennatuurlijke visie te benaderen? Rectificeren wij snel, misschien na een eerste moment van onbegrip of zelfs van verzet, door in alles de Wil van God te zien, die dit alles voor ons bestwil toelaat? Wat een goed moment om die overweging van De Weg te herhalen: Wilt U het, Heer? … Dan wil ik het ook! (H. Jozefmaria, De Weg, nr. 762)

Het gaat er niet om ongevoelig te zijn tegenover de lichamelijke of morele pijn, maar om met de hulp van God waaraan het ons nooit zal ontbreken, verder te kijken dan het louter voorbijgaande. Verkeerd is het om tegen elke prijs datgene wat ons niet bevalt te willen ontvluchten. Des te meer als de oorzaak van deze tegenslagen in onze trouw aan de waarheid ligt.

Benedictus XVI heeft daar bij de inwijding van het Paulus-jaar jaar op gewezen toen hij het had over de zending van de heilige Paulus. De roeping om de leraar van de heidenen te worden is tegelijkertijd en intrinsiek een oproep tot het lijden in gemeenschap met Christus die ons door Zijn Lijden heeft verlost. In een wereld waarin de leugen machtig heerst, wordt de waarheid betaald met lijden. Wie het lijden zou willen vermijden, het ver van zich verwijderd zou willen houden, houdt het leven zelf en de grootsheid ervan ver van zich weg. Hij kan geen dienaar van de waarheid zijn en dus ook niet van het geloof. Er bestaat geen liefde zonder lijden, zonder het lijden dat veroorzaakt wordt door afstand te doen van zichzelf, van de verandering en zuivering van het ik omwille van de ware vrijheid. Waar niets is waarvoor het de moeite waard is te lijden, verliest zelfs het leven zelf zijn waarde. De Eucharistie, het centrum van ons christen-zijn, is gebaseerd op het offer van Jezus voor ons, is geboren uit het lijden van de liefde, die aan het Kruis zijn hoogtepunt heeft bereikt. Wij leven van deze liefde die zich overlevert. Deze liefde geeft ons de moed en de kracht om met Christus en omwille van Hem in deze wereld te lijden, in het besef dat juist zó ons leven groots, rijp en werkelijk wordt. In het licht van alle brieven van Sint Paulus zien we hoe op diens pad van leraar van de heidenen de profetie in vervulling gaat die op het uur van zijn roeping aan Ananias was gedaan: “Ik zal hem laten zien, hoeveel hij om mijn Naam moet lijden”. Zijn lijden maakt hem geloofwaardig als leraar van de waarheid, die niet zijn eigenbelang, zijn eigen glorie, zijn eigen persoonlijke voldoening zoekt, maar zich verbindt met Degene die ons heeft liefgehad en zichzelf voor ons allen heeft overgeleverd. (Benedictus XVI, Homilie bij de opening van het paulinisch jaar, 28-6-2008)

In de komende weken houdt de liturgie ons verscheidene mariale gedachtenissen voor: de geboorte van Maria, de zoete Naam van Maria, haar smarten aan de voet van het Kruis, Onze Lieve Vrouw tot vrijkoping van de slaven. Laten we deze data opvatten als uitnodigingen om onze toevlucht te nemen tot onze Moeder om van haar te leren Jezus Christus van heel nabij te volgen, om ons zo met Hem te vereenzelvigen.

Wanneer wij het Salve bidden zeggen we: toon ons Jezus, de gezegende vrucht van uw schoot! De allerheiligste Maagd Maria toont ons niet slechts Jezus, maar zij brengt ons met moederlijke zachtheid en zoetheid bij Hem. Er zijn twee momenten waarin het Evangelie ons op een bijzondere manier de persoon van Maria voorhoudt die ons haar Zoon “toont”. Het ene had plaats aan het begin van het leven van Jezus, wanneer zij Hem aan de herders en wijzen aanbood opdat deze Hem konden aanbidden; het andere is het moment dat we de 15e gedenken, bij de heilige gebeurtenis op Golgota.

Met haar zwijgende aanwezigheid onder het Kruis nodigt onze Moeder ons uit naar haar Zoon op te kijken. Door onze ogen op Christus aan het Kruis te richten, worden we eens te meer aangespoord te beseffen dat God de wereld niet heeft verlost door het zwaard, maar door het Kruis. Bij Zijn sterven –zei de paus in een homilie– strekt Jezus Zijn armen uit. Dit is bovenal het gebaar van de Passie: Hij laat zich voor ons vastspijkeren om ons Zijn leven te geven. Maar die uitgestrekte armen zijn tegelijkertijd de houding van iemand die bidt, een houding die de priester aanneemt wanneer hij in het gebed de armen uitstrekt: Jezus heeft de Passie, Zijn lijden en dood, in gebed veranderd, in een acte van liefde jegens God en de mensen. Daarom zijn de uitgestrekte armen van de gekruisigde Christus ook een gebaar van omhelzing, waarmee Hij ons tot zich trekt, waarmee Hij ons vol liefde in Zijn armen wil sluiten. Op deze manier is Hij het beeld van de levende God, is Hij God zelf, en kunnen wij ons in Zijn handen leggen. (Benedictus XVI, Homilie in het Mariaheiligdom Mariazell, 8-9-2007)

Hoe vaak hebben wij onze Vader, terwijl hij er een veelbetekenend gebaar bij maakte, horen zeggen dat Christus onze Hogepriester Zijn armen uitstrekt om ons allen daarin te sluiten. Zo heeft hij ons duidelijk gemaakt dat het deelhebben aan het Kruis van Christus een teken van goddelijke uitverkiezing betekent, al is het misschien moeilijk dat te begrijpen. Sleep het Kruis niet achter je aan... Neem het vastberaden op je schouders, want als je het zó draagt, zal jouw Kruis niet zomaar een Kruis zijn, maar... het Heilig Kruis. Berust niet in het Kruis. Berusting is een weinig edelmoedig woord. Bemin het Kruis. Als je het werkelijk liefhebt, zal jouw Kruis... een Kruis zonder Kruis zijn. En zeker zul jij, net zoals Hij, Maria op je weg ontmoeten. (H. Jozefmaria, Heilige Rozenkrans, vierde droevige geheim)

Van 12 tot 15 september zal Benedictus XVI naar aanleiding van de honderdvijftigste verjaardag van de verschijningen van Maria in Lourdes naar Frankrijk gaan. Laten wij hem in de geest op zijn reis begeleiden en er gebruik van maken om met volharding te bidden voor alle mensen die naar lichaam of geest lijden dat de Heer hun verlichting schenkt. Laten we onze toevlucht nemen tot de voorspraak van Maria, Salus infirmorum, Consolatrix afflictorum; ook opdat zij hun doet begrijpen dat dit lijden – verenigd met dat van Christus aan het Kruis – heel doeltreffend wordt voor het welzijn van de Kerk en voor het heil van de zielen.

15 september! En onze gedachten gaan spontaan ook uit naar onze geliefde don Alvaro die toen – met zijn gewoonlijke vrede en kalmte – de heilige last van het Werk op zijn schouders nam: hopelijk weten jij en ik met dezelfde edelmoedigheid te beantwoorden.

Ik kan niet uitweiden over de reis die we door Azië hebben gemaakt. Ik heb veel aan onze Vader moeten denken, aan onze geliefde don Alvaro en ook aan jullie allen. Wat een oogst staat ons te wachten! In India, Hong Kong, Australië, Nieuw-Zeeland, de Filippijnen, Singapore en Maleisië is die reeds te zien; en als wij allemaal werken, hoe ver zullen we dan komen!

Met alle genegenheid zegent jullie

jullie Vader

      + Javier

Solingen, 1 september 2008.