Brief van de prelaat (januari 2010)

De Openbaring des Heren blijft altijd actueel, schrijft de prelaat in zijn eerste brief van 2010, "want elke eeuw, elk land, elke nieuwe generatie, moet naar Christus geleid worden".

Geliefden: Jezus beware mij mijn dochters en zonen!

De afgelopen dagen heeft de Kerk ons uitgenodigd om opnieuw de weg van Bethlehem te gaan om Jezus Christus te aanbidden en te danken. Alles draaide om Hem in deze eerste week van de Kersttijd. De andere personen van deze scène –Maria en sint Jozef op de eerste plaats– bleven op de achtergrond omdat de hoofdrolspeler onze Heer was; de eeuwige Zoon van de Vader –Licht uit Licht, ware God uit de ware God– die werkelijk mens geworden is voor ons en onze redding. Nu, bij het begin van het nieuwe jaar, worden we uitgenodigd om op de andere personages van de Kersttijd te letten; op de eerste plaats op de maagd Maria; en met haar, samen en onafscheidbaar, sint Jozef.

Op het hoogfeest van heilige Maria Moeder van God, vult onze ziel zich met verwondering en vreugde als wij haar met deze titel aanroepen. Zij is de wortel van alle genaden waarmee de Almachtige haar verrijkt heeft. Zij die van alle eeuwigheid af uitverkoren is Moeder te zijn van de Zoon naar zijn menselijke natuur. Op die titel werd zij onbevlekt ontvangen en is zij, vol van genade, steeds maagd gebleven, met ziel en lichaam ten hemel opgenomen en gekroond tot koningin van de hele schepping, boven de engelen en heiligen. Alleen God staat boven haar [1]. Zo heeft de Heer het gewild, zo wordt het door de Kerk onderwezen en zo wordt het door de christenen geloofd. De heilige Jozefmaria schrijft: Er bestaat geen gevaar voor overdrijving. Wij zullen dit onuitsprekelijke mysterie nooit voldoende doorgronden; wij kunnen onze Moeder nooit genoeg dankzeggen voor die innige omgang met de Drie-eenheid die zij ons heeft geschonken [2].

Vandaag wordt ons een prachtige gelegenheid geboden om een nieuwe impuls te geven aan onze omgang met Maria en haar te bedanken voor haar moederlijke zorgzaamheid. Maria leidt altijd naar Jezus, net zoals bij de personages uit het Oosten, de drie Koningen, die door een ster werden begeleid tot aan Bethlehem waar ze de Messias, die net geboren was, konden aanbidden. En waar vonden ze Hem? De heilige Matteüs beschrijft het met grote eenvoud: Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria en op hun knieën neervallend, betuigden ze het hun hulde. Ze haalden hun schatten tevoorschijn en boden Het geschenken aan: goud, wierook en mirre [3]. Spannen wij ons in om meer van Maria te zijn, opdat wij God helemaal mogen toebehoren? Herhalen wij oprecht de woorden van onze Vader: Moeder van God en onze Moeder!

In het tweede deel van de Kersttijd, waar we vandaag mee beginnen, blijft de aandacht op Jezus gericht en worden de gevolgen gepresenteerd van de Menswording en de geboorte van de Heer. Op verschillende manieren worden wij eraan herinnerd dat God onze natuur heeft aangenomen opdat alle mannen en vrouwen zonen en dochters mogen worden. Zo kan –volgens de aankondiging van de engelen en de herders– de boodschap worden samengevat die voor het hele volk [4] was; zij was niet alleen gericht tot het huis van Israël, maar tot de hele mensheid die God bijeen heeft willen roepen in de Kerk, het mystiek Lichaam van Christus. De profeet had het al eeuwen geleden aangekondigd: Sta dan op, word verlicht; want uw licht is gekomen, en de glorie van Jahweh gaat over u op! Want zie, terwijl de duisternis de aarde bedekt, en het donker de volken: is Jahweh over u opgegaan, en straalt zijn glorie over u uit! Nu komen de volkeren naar uw licht, en koningen naar uw stralenglans! Sla uw ogen op, en zie om u heen: zij zijn allen verzameld, en gaan naar u op, van verre snellen uw zonen toe, en uw dochters worden op de heup gedragen. Gij zult het zien en stralen van blijdschap, en uw hart zal bonzen van vreugde: want dan stromen de schatten der zee naar u toe. De rijkdom der volken komt op u af. Een vloed van kamelen zal u bedekken. Dromedarissen van Midjan en Efa; uit Sjeba trekken zij allen met goud en met wierook en verkondigen blij Jahweh’s lof [5].

Deze profetie is in vervulling gegaan «toen de drie Wijzen, geroepen uit een ver land, door een ster werden geleid om de Koning van hemel en aarde te ontmoeten en te aanbidden. De volgzaamheid van deze ster –legt de heilige Leo de Grote uit– nodigt ons uit om zijn gehoorzaamheid na te volgen en om, naar de mate van onze mogelijkheden, dienaren te worden van de genade die alle mensen tot Christus roept» [6].

Epifanie betreft het feest van de hele mensheid omdat alle volken en naties bijeengeroepen zijn om deel uit te maken van het Volk van God. En onafscheidbaar hieraan verbonden is de oproep tot verantwoordelijkheid van de christenen, waar Christus op wil rekenen om de blijde boodschap tot aan de uiteinden van de aarde te brengen. De heilige Paus Leo legt uit «aangemoedigd door deze ijver, moeten jullie je erop toeleggen voor elkaar van nut te zijn opdat jullie mogen schitteren als kinderen van het licht (vgl. Ef 5,8) in het rijk van God, waar men binnenkomt door een rechtschapen geloof en goede werken» [7].

De Paus merkt op: Twintig eeuwen zijn voorbij gegaan sinds het mysterie in Christus ge­openbaard en verwerkelijkt is; maar het is nog immer niet geheel vervuld [8]. De zending van de Kerk voltrekt zich voortdurend tot het einde der tijden, want elke eeuw, elk land, elke nieuwe generatie, moet naar Christus geleid worden. De scène van Gods Epifanie blijft altijd actueel. Met het huidig panorama voor ogen vraagt Benedictus XVI zich af: op welke wijze is Christus vandaag nog lumen gentium, licht van de volkeren? Op welk punt van de universele tocht van de volkeren onderweg naar God –om zo te zeggen– bevinden wij ons? Bevinden we ons in een fase van vooruitgang of van terugval? En ook: wie zijn de Wijzen vandaag? En denkend aan de huidige wereld: hoe kunnen wij deze mysterievolle personages van het Evangelie interpreteren? [9]

Het antwoord op deze vragen ligt in de handen van elke christen. Alles hangt af van Gods genade. En tegelijkertijd hangt alles af van de beantwoording van de volgelingen van Christus. Zij moeten voortgaan met de voor die onze Heer getrokken heeft en die uitgediept is door opvolgende generaties gelovigen, vanaf de apostelen en de vrouwen van het eerste uur, tot en met de dag van vandaag. Worden jullie niet blij bij de beschouwing dat de Heer op ieder van ons rekent, ondanks onze persoonlijke tekortkomingen, om het Evangelie te verkondigen tot aan de uiteinden van de aarde?

Het is heden ten dage van groot belang dat specifieke gebieden met de leer van Christus worden doordrenkt. Ik denk vooral aan de taken van de regeringsleiders, de wetenschappers en onderzoekers, de mensen die beroepsmatig actief zijn in de wereld van de publieke opinie, enzovoort; maar alle mannen en vrouwen, wij allemaal, hebben het nodig om naar de stem van de Heer te luisteren en die te volgen. Wij moeten God met nederigheid, aandrang en vertrouwen vragen dat Hij het verstand en de harten opent voor zijn licht. Ook vandaag moeten velen kunnen zeggen: wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden [10]. Zij zullen zich zo uiten als wij, die in Christus geloven, toenadering zoeken door middel van een oprechte vriendschap, vol naastenliefde en begrip, menselijke sympathie, gesteund door gebed en offer en tevens dankbaar voor het goede dat ze doen.

Wat verwondering wekt in de houding van de Wijzen –merkt Benedictus XVI op–, is dat ze knielden voor een eenvoudig kind en het aanbaden in de armen van zijn moeder. Dit speelde zich niet af in de ambiance van een paleis maar in een armzalig huis in Bethlehem (vgl. Mt 2,11). Hoe was dat mogelijk? Wat heeft de Wijzen ervan kunnen overtuigen dat het kind de “koning der Joden” was en de koning van de volkeren? In ieder geval het teken van de ster, die zij zagen bij “hun vertrek” en die precies stilhield boven de plek waar het kind was (vgl. Mt 2,9). Maar ook de ster zou niet genoeg zijn geweest, indien de Wijzen niet innerlijk open hadden gestaan voor de waarheid. In tegenstelling tot Herodes, die geobsedeerd was door zijn verlangens naar macht en rijkdom, gingen de Wijzen op weg naar het einddoel van hun zoektocht. Toen ze daar binnenkwamen gedroegen deze ontwikkelde mannen zich als de herders van Bethlehem: zij herkenden het teken en aanbaden het Kind en zij boden het de kostbare en symbolische gaven aan, die zij met zich mee hadden gebracht [11].

Met klem moeten we nogmaals beschouwen dat de Heer zich wendt zich tot alle mensen, opdat ze Hem zoeken, opdat ze heilig worden. Hij roept niet alleen de koningen uit het Oosten, die wijs en machtig waren. Tevoren al had Hij weliswaar geen ster, maar een van zijn engelen naar de herders gezonden (vgl. Lc. 2, 9). Maar allen, rijk of arm, wijs of minder wijs, moeten in hun ziel de nederige bereidwilligheid koesteren om te luisteren naar de stem van God [12].

Voor elke christen die consequent wil zijn met zijn roeping is dit de taak: Christus tonen aan de anderen, spreekbuis zijn –eerst met het voorbeeld en daarna met het geschikte woord– van de leer van de Kerk, vooral van de meest betwiste onderwerpen in de publieke opinie: het respect voor het menselijk leven in alle ontwikkelingsfasen; de plicht ervoor te zorgen dat de menselijke wetten de ware natuur van de familie –zoals vastgelegd door de Schepper, die gebaseerd is op het onontbindbaar huwelijk tussen een man en een vrouw en die open staat voor het leven– te bevorderen en beschermen; het recht om voor de kinderen een opvoedkundig model te kiezen dat beantwoordt aan het geestelijk en moreel gedachtegoed van eenieder, enz.

Denk niet dat deze opdracht voorbehouden is aan diegenen die zich in deze milieus bewegen of er werkzaam in zijn. Zoals ik recentelijk heb gezegd, en die gedachte komt van onze Vader, begint een optelsom bij één, daar tel je een bij op, en dan nog een… Het persoonlijk apostolaat van ieder, in die plaatsen waar het dagelijks leven zich afspeelt, is zeer efficiënt. Het is daarom raadzaam dat wij in het gewetensonderzoek stilstaan bij hoe wij de anderen hebben geholpen om tot God te naderen: wat hebben we gebeden, welke offers gebracht, hoeveel uren goed afgerond werk opgedragen, welke gesprekken gevoerd –mondeling, geschreven, gebruik makend van alle middelen binnen ons bereik– met vrienden, familieleden, kennissen. En laten we deze heilige bezorgdheid in de geestelijke leiding bespreken, opdat men ons kan helpen en aanmoedigen in het apostolaat, dat een plicht is van elke christen.

Enkele dagen na Driekoningen vieren we het feest van de Doop van de Heer. Als de openbaring van de Messias aan de Wijzen het universele heilsplan van God aankondigde, dan is de Doop in de Jordaan het begin van de vervulling ervan. Zoals de Kerkvaders uitleggen «de Redder heeft met het mysterie van zijn Doop de wateren van alle bronnen gewijd» [13]. Vanaf dat moment heeft het doopwater, omgevormd tot instrument en teken van heiliging, en werkzaam door de aanroeping van de heilige Drie-eenheid, de kracht in zich om zonden te vergeven.

De Epifanie is een mysterie met veel facetten. De liturgie herinnert aan de openbaring van Christus niet alleen bij de Wijzen of tijdens de Doop in de Jordaan, maar ook in Kana van Galilea, waar hij water in wijn veranderde. In het Evangelie van dit jaar van de tweede zondag door het jaar, komt de figuur van Maria nadrukkelijk naar voren [14]. Door haar bemiddeling ten gunste van de mensen, “dwingt” Maria Jezus in zekere zin om “het uur” van zijn openbaring te vervroegen, en zo het geloof van de eerste leerlingen te sterken. Laten wij onze toevlucht tot haar nemen, opdat zij ook in ons het geloof doet opleven als wij staan tegenover de apostolische uitdagingen –prachtige uitdagingen!– van de christenen van vandaag.

Luisteren we naar de raad van onze Vader: Laten we onze toevlucht tot Maria nemen als we merken dat ons geloof zwak is. De leerlingen geloofden in Hem(Joh2, 11) door het wonder dat Christus, op verzoek van zijn Moeder, deed op de bruiloft van Kana. Onze Moeder doet altijd een goed woordje voor ons bij haar Zoon, opdat Hij ons helpt en zich aan ons laat zien, zodat wij kunnen belijden: Gij zijt waarlijk de Zoon van God. Jezus, geef mij dat geloof waarnaar ik echt verlang! Maria, allerheiligste Moeder, maak dat ik geloof! [15].

Over enkele dagen vieren we een nieuwe verjaardag van de geboorte van de heilige Jozefmaria. Menselijk gezien, is het logisch dat we proberen een kleine attentie aan te bieden; en is er een beter “cadeau” dan de wens vuriger te zijn in het apostolaat, met concrete daden, die onze ijver, die Christus in ons hart heeft ontstoken, voor de redding van de zielen toont? Daarna biedt het traditionele octaaf voor de eenheid van de christenen ons halverwege de maand januari een nieuwe gelegenheid om aan de Parakleet te vragen dat de krachtsinspanningen van de heilige Vader Benedictus XVI voor de oecumene de verlangde vruchten afwerpen.

Dankzij God heeft het voorval met de Paus op Kerstnacht geen grote gevolgen gehad. Vanuit het geloof bezien kunnen we dit beschouwen als een oproep van de Voorzienigheid, opdat ons gebed voor de Paus constanter en intenser is.

Mijn intenties zijn nog steeds talrijk. Laten we dit jaar dat begint zeer verenigd zijn, één van gebed en intenties, opdat de Heer op voorspraak van zijn allerheiligste Moeder, ons alles schenkt wat we vragen.

Enkele dagen geleden ben ik om verscheidene redenen in Zwitserland geweest. Ik heb zoals altijd met al mijn dochters en zonen gereisd. Ik was in de gelegenheid om te bidden in Einsiedeln, een Maria-oord dat onze Vader vaak bezocht heeft en ook onze zeer dierbare don Alvaro. Aan de voeten van de Maagd heb ik met kracht jullie leven gelegd, opdat wij het willens en wetens omvormen in Opus Dei, opgedragen aan God met een blijvende oprechtheid.

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 januari 2010

[1] heilige jozefmaria, Vrienden van God, n. 276.

[2] Ibid. [3] Mt 2,11.

[4] Lk 2,10.

[5] Jes 60, 1-6.

[6] Heilige Leo de Grote, Preken over de Openbaring des Heren, 3, 5 (PL 54, 244).

[7] Ibid. [8] Benedictus XVI, Homilie op het hoogfeest van de Openbaring des Heren, 6-1-2007.

[9] Ibid. [10] Mt, 2,2.

[11] Benedictus XVI, Homilie op het hoogfeest van de Openbaring des Heren, 6-1-2007.

[12] heilige jozefmaria, Als Christus nu langskomt, n. 33.

[13] Heilige Maximus van Turijn, Homilie 13A, 3 (CCL 23, 46).

[14] Vgl. Romeins Missaal, Tweede zondag door het jaar (C), Evangelie (Joh, 2, 1-11).

[15]Heilige Jozefmaria, De heilige Rozenkrans, Aantekeningen bij het tweede geheim van het licht.