Brief van de prelaat (februari 2013)

Door mens te worden, heeft de Zoon van God een volmaakte menselijke natuur aangenomen. De prelaat nodigt ons deze maand uit om aan de hand van het evangelie de Heilige Mensheid van Jezus Christus beter te leren kennen en te beminnen.

Geliefden;

moge Jezus mijn dochters en zonen bewaren!

Bij het beschouwen van de immense liefde van God voor de mensen, die vooral tot uiting komt in het mysterie van de Menswording, worden we geraakt : zo begint onze Vader zijn homilie ‘Op weg naar de heiligheid’ [1] en ik denk dat ook wij die innerlijke houding willen aannemen bij het bidden van het Credo. Met wat voor dankbaarheid belijden we dit, als we bevestigen dat het eeuwige Woord van God vlees geworden is in de schoot van de Maagd Maria door de werking van de heilige Geest, en is mens geworden! Op het ritme van deze woorden maken wij een diepe buiging – bij twee gelegenheden per jaar knielen we – omdat de sluier waardoor God verborgen was als het ware wordt opgelicht en zijn ondoorgrondelijk en ontoegankelijk mysterie ons raakt: God wordt de Emmanuel, ‘God met ons’. Wanneer we de Missen beluisteren die de grote meesters van de sacrale muziek componeerden– zei de heilige Vader in een recente audiëntie – (...) bemerken we onmiddellijk hoe op een bijzondere manier wordt stilgestaan bij deze woorden, alsof geprobeerd wordt met de universele taal van de muziek uit te drukken wat woorden niet kunnen: het grote mysterie van God die het vlees aanneemt, die mens wordt . [ 2] In de afgelopen weken hebben we met behulp van de liturgie de voetsporen van Jezus op aarde gevolgd: eerst in de werkplaats van Nazareth en daarna op de wegen van Judea en Galilea. Ik wil jullie voorstellen dat we nu, bij het overwegen van dit grote mysterie van God die mens wordt, stil blijven staan bij de verschillende momenten van het leven van de Heer op aarde. Want Jezus werd niet alleen echt als mens geboren in Bethlehem, maar hij verkeerde meer dan dertig jaar onder ons, en heeft een volledig menselijk leven geleid. De heilige Jozefmaria moedigde ons aan om Hem ervoor te bedanken dat Hij ons vlees, met alle consequenties, heeft aangenomen en hij drong aan: God heeft zich niet als mens voorgedaan: Hij heeft het vlees van de mens aangenomen . [3] Het Tweede Vaticaans Concilie herinnert ons eraan dat de Zoon van God‘met handen van een mens heeft gewerkt, met het verstand van een mens heeft gedacht, met de wil van een mens heeft gehandeld, met het hart van een mens heeft liefgehad. Door zijn geboorte uit de Maagd Maria is Hij werkelijk een van de onzen geworden, in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde.’ [4]

Terwijl we denken aan het leven van de Heer, is het heel belangrijk de verwondering over dit mysterie te hervinden en ons te laten omhullen door de grootsheid van dit gebeuren. God, de ware God, de Schepper van alles, is als mens over onze wegen gegaan door in de tijd van de mensen binnen te stappen, om ons zijn leven mee te delen (zie I Joh 1, 1-4). [5] Laten we ons daarom, met de hulp van de genade, verdiepen in de gevolgen van het feit dat God volmaakt mens wordt: Jezus geeft ons een voorbeeld van hoe we ons op ieder moment – in overeenstemming met de waardigheid die Hij voor ons heeft verworven – als ware kinderen van God moeten gedragen. Gedurende het kerkelijk jaar zullen we opnieuw, met een nieuw besef, het belangrijkste onderricht herdenken. Laten we proberen om dit persoonlijk te assimileren en het uit te voeren in ons dagelijks leven: dat is de zekere weg – een andere is er niet – om de heiligheid te bereiken waartoe de Heer alle christenen roept. Hij zelf zei in het vangelie: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven (...), niemand komt tot de Vader tenzij door Mij . [6]

Vanaf zeer jong liet de heilige Jozefmaria degenen die tot zijn pastorale werk naderden – en degenen die hij zelf zocht om ze naar de Heer te brengen, want er kunnen geen onderbrekingen in het apostolaat zijn – de weg zien om Christus te volgen in het gewone leven. God gaf hem een speciaal licht om de verlossende inhoud van het leven van Christus in Nazareth te ontdekken dat – zoals de Catechismus van de Katholieke Kerk bevestigt – ‘het voor iedere mens mogelijk maakt met Jezus in contact te treden via de meest alledaagse wegen van het leven.’ [7] Benedictus XVI bevestigde dit uitdrukkelijk toen hij opmerkte dat er in het gedrag en in de geschriften van onze stichter, met een bijzondere kracht, een straal van het goddelijk licht van het evangelie schijnt, juist omdat hij leerde dat heiligheid kan en moet worden bereikt in de gewone omstandigheden van het christelijk leven [8] , dat is samengesteld uit uren werken, toewijding aan het gezin, beroeps- en sociale relaties...

Inderdaad, God legde in het hart van de heilige Jozefmaria het verlangen om mensen van elke staat, in alle omstandigheden en beroepen, deze leer te laten begrijpen: dat het gewone leven heilig kan zijn en vol van God, dat de Heer ons roept om de gewone taken te heiligen, want daarin ligt ook de christelijke volmaaktheid. [9] En Hij gaf hem het licht om het Opus Dei te stichten, de weg ter heiliging in het beroep en in de dagelijkse plichten van de christen. [10] Zijn geest is een betrouwbare gids voor degenen die Christus willen ontmoeten, Hem van dichtbij willen volgen en Hem te midden van de aardse bezigheden, op alle kruispunten van de aarde, willen beminnen.

Het mysterie van de menswording spreekt ons over de overgave van God aan de gehele mensheid. Het Goddelijk Woord dat vlees is geworden, wilde zich tot een geschenk voor de mensen maken, en heeft zichzelf voor ons gegeven. (…) Hij heeft onze mensheid aangenomen om ons zijn godheid te geven. Dat is de grote gave. Als ook wij geven, – legt de heilige Vader uit – is het niet belangrijk of een geschenk duur of minder duur is; wie er niet toe komt een beetje van zichzelf te geven, geeft altijd te weinig. Meer nog, soms probeert men juist het hart en de betrokkenheid van de gave van zichzelf te vervangen door geld, door materiële dingen. Het mysterie van de menswording laat zien dat God niet zo gehandeld heeft: Hij heeft niet iets gegeven, maar Hij gaf zichzelf in zijn eniggeboren Zoon. [11] En hetzelfde verwacht Hij van ieder van ons.

Op de helft van deze maand begint de Veertigdagentijd, een tijd die bij uitstek geschikt is om ons gedrag bij te stellen en te bekijken of we vrijgevig zijn met God en met anderen vanwege God. In de tweede lezing van Aswoensdag vertelt de apostel van de heidenen ons namens de Heer: Op de gunstige tijd heb ik u verhoord, op de dag van het heil ben Ik u te hulp gekomen. Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil. [12] Later, in dezelfde brief, moedigt hij ons aan om God op ieder moment te dienen door het standvastig verduren van ontberingen, nood en ellende; (…) bij oververmoeidheid, gebrek aan slaap, te weinig eten; met zuiverheid, inzicht, geduld, goedheid, een geest van heiligheid en ongeveinsde liefde . [13] Deze woorden van de apostel moeten voor jullie een reden tot blijdschap zijn, want ze zijn als een plechtige erkenning van jullie roeping als gewone christenen die in de wereld leven en die delen in de idealen, activiteiten en vreugden van hun medemensen. Dat alles is een goddelijke weg. Wat de Heer van jullie vraagt is steeds als zijn kinderen en zijn dienaars te handelen. Maar de gewone omstandigheden van het leven zullen alleen een goddelijke weg zijn als we ons echt bekeren en ons echt geven. De heilige Paulus spreekt harde taal. Hij verzekert de christen van een moeilijk leven, vol risico’s, een leven dat voortdurend nder spanning staat. Wat wordt het christendom toch vervormd wanneer ze er een gemakkelijke weg van willen maken! Maar de waarheid wordt ook geweld aangedaan als men denkt dat zo’n intens en serieus leven, dat alle obstakels van het menselijk bestaan maar al te goed kent, een leven is van angst, benauwdheid of vrees. Een christen is een realist met een bovennatuurlijke én menselijke zin voor de realiteit. Hij kent alle schakeringen van het leven: lief en leed, het eigen lijden en dat van anderen, zekerheid en verwarring, edelmoedigheid en de tendens tot egoïsme… Een christen kent dat alles en probeert daar goed mee om te gaan, heel menselijk en met de sterkte die hij van God krijgt. [14]

Voordat ik verder ga, lijkt het mij nodig dat we even stoppen om na te denken: bereid ik me erop voor om die weken met boete door te brengen? Wil ik in het offer van Jezus Christus binnentreden? Wijs ik alle angst voor de versterving af?

De enige manier om de realiteit van de menselijke conditie volledig te begrijpen – zoals ik zojuist zei aan de hand van een citaat van onze Vader – is de wisselvalligheden in het even waarbij het lijden en de beperkingen van het schepsel zich vaak manifesteren, op deze christelijke wijze te belichten. Er is een oprecht geloof in Gods oneindige liefde nodig om te achterhalen wat de zin is van de zorgen en zelfs van de angsten die de ontberingen in het leven met zich kunnen meebrengen: het lijden, geen werk, ziekte, dood... Alleen in het licht van het mensgeworden Woord krijgt alles zin. Met de menswording van de Zoon van God begint een nieuwe schepping, die het volledige antwoord geeft op de vraag: ‘wie is de mens? Alleen in Jezus manifesteert zich Gods plan met de mens tot in de perfectie. [15]

Het laatste oecumenisch Concilie heeft dit duidelijk uitgedrukt: ‘In werkelijkheid vindt het mysterie van de mens alleen klaarheid in het licht van het mysterie van het mensgeworden Woord. Want Adam, de eerste mens, was een voorafbeelding van de mens die komen moest, Christus onze Heer. Christus, de nieuwe Adam, doet, juist door het mysterie van de Vader en van zijn liefde te openbaren, de mens volledig zien wie de mens is, en onthult hem de grootheid van zijn roeping.’ [16]

Mijn dochters en zonen, ik benadruk nog eens: laten we moeite doen om veel profijt te hebben van de lezing van het evangelie door grondig te mediteren over de episodes in het leven van onze Heer. De heilige Jozefmaria vroeg ons altijd om ons daarbij niet op te stellen als buitenstaanders, maar in de scènes binnen te stappen als iemand die aan de gebeurtenissen deelneemt , met onze zwakheden en ons verlangen ons te beteren, en ons met verwondering te vervullen over de allerheiligste Mensheid van Jezus Christus en op zijn goddelijke kracht te steunen.

Christus volgen: dat is het geheim. Hem van zo nabij vergezellen, dat wij met Hem levenals de eerste twaalf; van zo nabij, dat wij ons met Hem vereenzelvigen. Dan zullen we, als wij de genade niets in de weg hebben gelegd, vaststellen dat wij ons bekleed hebben met de Heer Jezus Christus (vgl. Rom 13, 14). Ons gedrag geeft als een spiegel het beeld van de Heer weer. Als die spiegel deugdelijk is, zal hij het allerbeminnelijkste beeld van onze Verlosser weergeven zonder dit te misvormen, zonder er een karikatuur van te maken. De anderen zullen dan de mogelijkheid hebben Hem te bewonderen en te volgen. [17]

In de eerste weken van de tijd door het jaar, en daarna in de Veertigdagentijd, houdt de Kerk ons gebeurtenissen voor ogen waarbij zowel de godheid als de mensheid van de Heer naar voren komt. Samen met de grote wonderen die zijn goddelijke natuur manifesteren, zijn we ook getuige van de realiteit van zijn menselijke natuur: Hij had honger en dorst, raakte fysiek uitgeput door de lange tochten van de ene plaats naar de andere, Hij was vol vreugde over harten die zich openden voor de genade en was vol droefheid wanneer andere harten zich daartegen verzetten. Reagerend op een van die momenten, riep de heilige Jozefmaria bijvoorbeeld uit: Hij had honger. De schepper van hemel en aarde, de Heer van alles, had honger! Heer, ik dank U dat U ervoor gezorgd hebt dat de gewijde schrijverdoor goddelijke ingevingdat detail in deze passage laat zien. Daardoor voel ik mij gedrongen U meer te beminnen, daardoor word ik gesterkt in mijn vurig verlangen uw allerheiligste Mensheid te beschouwen. Perfectus Deus, perfectus homo ( Geloofsbelijdenis Quicúmque) , volmaakt God en volmaakt Mens, van vlees en bloed zoals jij en ik. [18]

Als we deze weg die van Nazareth naar het kruis gaat met volharding volgen, dan zullen de deuren van goddelijk leven zich in al hun volheid voor ons openen. Want als we met de mens Christus omgaan, leren we met Christus die God is om te gaan en, in Hem en door Hem, met de Vader en de Heilige Geest: met de Ene en Drie-ene God. Onze Stichter verzekerde ons dat er op de weg naar de heiligheid een moment komt waarop het hart elk van de drie goddelijke Personen afzonderlijk wil aanbidden . Het is als een ontdekking die de ziel doet in het bovennatuurlijk leven, zoals een pasgeboren kind dat de ogen opent voor het leven. En de ziel onderhoudt zich liefdevol met de Vader en met de Zoon en met de Heilige Geest. En zij onderwerpt zich gemakkelijk aan de werking van de levendmakende Parakleet die zich, zonder dat wij het verdienen, aan ons overlevert: het zijn de gaven en de bovennatuurlijke deugden! [19]

De heilige Jozefmaria voegt eraan toe: Ascese? Mystiek? Daarover maak ik me geen zorgen. Laat het ascese zijn of mystiek, wat doet het er toe? Het is een gunst van God. God zal je zijn hulp niet weigeren als je probeert te mediteren. Geloof en daden uit geloof: daden, want de Heerje hebt het vanaf het begin kunnen vaststellen, en ik heb het op zijn tijd onderstreepteist elke dag meer. Dit is al contemplatie en verenigd zijn met Hem. Zo moet het leven van veel christenen zijn, allen gaan vooruit op hun eigen geestelijke wegen dat zijn er ontelbaar veelbij hun bezigheden in de wereld, ook al zijn zij zich dat niet eens bewust. [20]

Halverwege deze maand, bijna tegelijk met het begin van de Veertigdagentijd, gedenken wij twee interventies van God op de weg van het Werk: 14 februari 1930 en 1943: zeventig jaar sinds die bijzondere nabijheid van de hemel! Op deze dag van dankzegging willen wij graag dat ons gebed God bereikt door de handen van de heilige Maagd Maria, onze Moeder, die we in het bijzonder vereren met de titel Mater Pulchræ dilectionis, Moeder van de Schone Liefde, waarmee de Kerk haar eert en waarvan onze Vader zoveel hield.

Een paar dagen later, op de 19de, vierde de geliefde Don Álvaro zijn naamdag. Steunend op het feit dat de Kerk heeft erkend dat hij alle deugden op een heldhaftige wijze heeft beoefend, wenden we ons tot zijn voorspraak, en vragen we God dat ook wij het pad van onze christelijke roeping trouw weten te bewandelen, door Jezus Christus te zoeken, te ontmoeten en van Hem te houden in de omstandigheden die verweven zijn met elk van onze dagen. Dankzij God kent de geschiedenis van het Werk ook andere gedenkdagen die jullie – daar ben ik van overtuigd – zullen beleven alsof ze zich nu voordeden: we kunnen niet toelaten, zoals onze Vader ons zei, dat deze dagen niet meer zijn dan herinneringen, alsof het om gebeurtenissen gaat die al tot het verleden behoren.

Met alle genegenheid zegent jullie en vraagt om jullie gebed,

jullie Vader

+ Javier

Rome, 1 februari 2013

1. Zie Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 294.

2. Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 2-1-2013.

3. Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van een meditatie, 25-12-1972.

4. Tweede Vaticaans Concilie, Past. Constitutie, Gaudium et Spes, nr. 22.

5. Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 9-1-2013.

6. Joh 14, 6.

7. Catechismus van de Katholieke Kerk , nr. 533.

8. Zie Benedictus XVI, Apost. Exhortatie Verbum Domini , 30-9-2010, nr. 48.

9. Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langskomt , nr. 148.

10. Gebed tot de heilige Jozefmaria.

11. Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 9-1-2013.

12. Romeins Missaal, Aswoensdag, Tweede lezing (2 Kor 6, 2).

13. 2 Kor 6, 4-6.

14. Heilige Jozefmaria, Als Christus nu langskomt , nr. 60.

15. Benedictus XVI, Toespraak bij de algemene audiëntie, 9 januari 2013.

16. Tweede Vaticaans Concilie, past.const. Gaudium et Spes , n. 22 .

17. Heilige Jozefmaria, Vrienden van God , nr. 299.

18. Heilige Jozefmaria, Vrienden van God, nr. 50.

19. Ibid ., nr. 306.

20. Ibid ., nr. 308.

_________________________________________________________________________________________________________________

Copyright © Prælatura Sanctæ Crucis et Operis Dei