Brief van de prelaat (februari 2012)

Vrucht van de naastenliefde is de eenheid. De Kerk verlangt er naar en de prelaat stelt in zijn brief verschillende manieren voor om deze eenheid van dag tot dag te beleven.

Geliefden: Moge Jezus mijn dochters en zonen bewaren!

Met blijdschap vertel ik jullie dat de heilige Vader mij twee dagen geleden, op 30 januari, in audiëntie heeft ontvangen. Zoals bij andere gelegenheden ging ik begeleid door jullie gebed naar deze ontmoeting. Ik heb hem verteld dat de gelovigen en de medewerkers van de prelatuur christenen willen zijn die trouw zijn aan God, en ik heb hem opnieuw verzekerd van het voortdurende gebed van allen voor zijn persoon en zijn intenties. Zoals altijd was de paus vol genegenheid: hij was dankbaar voor de dienst die het Werk verleent aan de Kerk en hij vroeg mij om zijn zegen door te geven aan de gelovigen en voor de apostolaatwerken in de hele wereld.

Laten we het onderricht van zijn leergezag altijd opvolgen met het verlangen om ons volledig in te zetten voor onze heilige Moeder, de Kerk, en elke dag de realiteit van het Omnes cum Petro ad Iesum per Mariam in praktijk brengen: veel van de paus houden en de voorbereiding van het jaar van het geloof , dat hij over een paar maanden zal afkondigen, steunen. Laten we die deugd verder in ons ontwikkelen en veel mensen bereiken.

De vorige week, bij het feest van de bekering van de heilige Paulus, eindigde de bidweek voor de eenheid van de christenen. Laten we God danken voor de vooruitgang die beetje bij beetje in deze richting wordt geboekt onder de leiding van de heilige Geest, en laten we Hem vragen dat zijn genade zich met een steeds grotere doeltreffendheid manifesteert: dat hij de harten beweegt van degenen die de eer hebben de naam christen te dragen, opdat het verlangen van Jezus bij het Laatste Avondmaal werkelijkheid wordt: ut omnes unum sint, sicut tu, Pater, in me et ego in te! [1] : opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij, en Ik in U.

In het Werk bidden we elke dag dit gebed pro unitate apostolatus : zo bepaalde de heilige Jozefmaria het in de begintijd van het Opus Dei. En in de loop van de jaren insisteerde hij in het belang van dit smeekgebed en drong hij er bij ons op aan het te bidden omdat we het beleven . Onze Vader verlangde vurig dat het smeken om de eenheid van allen die in Christus geloven – meer nog, van alle mensen – gesteund zou worden door de inspanning om het, vooral in het persoonlijk leven, in praktijk te brengen.

Onze broeders in het geloof, de eerste christenen, hebben ons een duidelijke leer achtergelaten: ze legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en het gebed. [2] We zijn vaak blijven stilstaan bij deze samenvatting van de geschiedenis van het eerste begin van de Kerk: een tekst waar onze Vader vaak op teruggreep en die hij zelfs in de fries van een van de eerste kapellen van het Werk liet graveren. Hij deed dat ook in die van het Pensionato , in Rome, waar hij wilde dat deze woorden op de muur geschilderd zouden worden. Hij bevestigde altijd dat de geest van het Opus Dei de geest van de eerste christenheid is [3] ; en hij moedigde ons aan om op ieder moment te proberen ons te gedragen met de coherentie van degenen die de weg van de Kerk baanden.

In een commentaar op de eerste christelijke gemeenschap van Jeruzalem die zich karakteriseert als een plaats van eenheid en van liefde [4] , onderstreept paus Benedictus XVI dat de heilige Lucas zich niet beperkt tot de beschrijving van de situatie in het verleden, maar dat hij ons die als voorbeeld, als norm voor de Kerk van nu geeft, want die vier kenmerken moeten altijd het leven van de Kerk vormen . [5] Inderdaad, trouw aan de leer van de apostelen; eenheid van hart en ziel; de viering van de heilige Eucharistie en de inzet in het gebed, vormen de pilaren voor een authentiek christelijk leven. Zij zijn nodig opdat de Kerk haar taak in de wereld ten volle kan uitoefenen.

In deze context van het gebed voor de vrede, wil ik verwijzen naar de liefde die deze vrouwen en mannen met elkaar verbond. Zoals de heilige Lucas ook schrijft, was de menigte die het geloof had aangenomen één van hart en één van ziel . [6]

De eenheid van de christenen is een gave van de heilige Geest die wij met voortdurend gebed moeten afsmeken. Maar dit bidden moet worden opgeluisterd met de naastenliefde. Laten we ervan overtuigd zijn dat, zoals de heilige Vader bevestigt, ons streven naar de eenheid op een realistische manier verwezenlijkt kan worden als de verandering op de eerste plaats in onszelf plaatsvindt en we God laten handelen, als wij ons laten omvormen naar het beeld van Christus, als wij het nieuwe leven binnenstappen in Christus, die de werkelijke overwinning is. De zichtbare eenheid van alle christenen is altijd een werk dat vanuit den hoge komt, van God, een werk dat de nederigheid vereist om onze zwakheid te erkennen en de gave aan te nemen (...). De eenheid die van God komt vereist daarom dat we ons er dagelijks toe verbinden om ons in liefde voor elkaar open te stellen. [7]

De heilige Augustinus predikte dat «de hoogmoed verdeeldheid voortbrengt, terwijl de liefde de moeder van de eenheid is». [8] We moeten ons ervan bewust zijn dat ieder het gevaar van afscheiding in zich draagt, want wij slepen allemaal de tendens met ons mee om ons eigen ik te verheffen, dat opstaat als de grootste vijand van de eenheid. Iemand die egoïstisch aan zichzelf denkt zal daarom geen goed werktuig zijn, of wie zich door de trots laat beheersen, of niet probeert de eigen ellende uit te bannen. De oprechte naastenliefde daarentegen, zonder die te simuleren, zoals de heilige Paulus aanbeveelt [9] , versterkt en behoudt de broederlijke band tussen personen die onderling erg verschillen, zonder afbreuk te doen aan de legitieme verscheidenheid van ideeën en aardse bezigheden. Daarom moet het oprechte gebed voor de eenheid van de christenen samengaan met concrete daden van nederigheid en naastenliefde. Deze eenheid bereiken en ervoor zorgen dat die standhoudt – legde onze stichter uit – is niet eenvoudig en ze voedt zich met daden van nederigheid, van afzien, van zwijgen, van kunnen luisteren en kunnen begrijpen, van een nobele interesse in het welzijn van de ander, van kunnen verontschuldigen zo vaak als dat nodig is: van echt, met daden, weten lief te hebben . [10]

In een christen blijft de omgang met ieder die op zijn weg komt nooit beperkt tot pure hoffelijkheid of fatsoen, maar geeft uitdrukking aan de Liefde, met hoofdletter, die God in ons hart stort. Daarom blijft de naastenliefde, de liefde, niet steken bij alleen gevoelens, hoewel die sterk betrokken zijn bij onze handelingen, want wij zijn niet alleen geest, maar mannen en vrouwen van vlees en bloed. Dit neemt niet weg dat wij allen onze gevoelens moeten zuiveren; anders lopen we het gevaar dat iets dat misschien begon als een belangeloze liefde verandert in de vrucht van het egoïsme, in het zoeken van de eigen voortreffelijkheid, in de overdreven voldoening van het eigen ik.

In de encycliek Deus caritas est , legt Benedictus XVI uit dat gevoelens komen en gaan. Het gevoel kan een geweldige eerste vonk zijn, maar het is niet de hele liefde. [11] Ze moeten gezuiverd worden, rijpen door de zelfverloochening en alleen dan verandert het gevoel in liefde in de volle zin van het woord. [12]

Christus is het voorbeeld bij uitstek. Daarom bestaat de christelijke naastenliefde in liefhebben zoals Hij ons heeft liefgehad: tot de volledige overgave van zichzelf aan de Vader, uit liefde en voor onze verlossing. Dit alles liet Hij ons als zijn testament na bij het Laatste Avondmaal: een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben. Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart. [13] In de eerste christengemeenschappen nam dit nieuwe gebod zo’n vormen aan dat de heidenen verbaasd opmerkten: «Zie hoe zij elkaar liefhebben!» [14]

De echte christelijke naastenliefde, een delen in de liefde waar het hart van het mensgeworden Woord van overloopt, is doordrenkt van het offer; ze zoekt geen bevestiging van zichzelf, maar het goede voor de ander, en ze manifesteert zich als een taak waarvan we nooit kunnen denken dat die is afgerond: we moeten leren liefhebben en goed kijken naar het voorbeeld van Onze Heer, dat van de allerheiligste Maagd Maria, en dat van de heiligen die het meest van God en hun naasten hebben gehouden. Laten we de verantwoordelijkheid voelen om iedere dag, meer dan eens, te beginnen en opnieuw te beginnen met kleine attenties van dienstbaarheid en overgave aan de anderen – soms ook in dingen die van meer belang zijn – die zij misschien niet opmerken, maar die niet onopgemerkt blijven voor de blik van God, onze Vader. Laten we eraan denken hoe onze Vader met klem de woorden van de profeet tot ons richtte: discite benefacere [15] , leer het goede te doen, laten we leren de dingen waarmee we bezig zijn tot een goed einde te brengen.

Als we ons op die manier gedragen wordt naastenliefde in de door de bijbel, door Jezus, verkondigde betekenis mogelijk. Die bestaat erin dat ik ook de medemens die ik vooralsnog helemaal niet mag of zelfs niet ken, vanuit God liefheb. Dat is alleen maar mogelijk vanuit de innerlijke ontmoeting met God, die tot een gemeenschappelijk willen is geworden en zelfs reikt tot in het gevoel. Dan leer ik die ander niet meer alleen met mijn ogen en gevoelens te bekijken, maar vanuit het perspectief van Jezus Christus. [16]

Dit gedrag vereist natuurlijk – het maakt me niet uit dat nog eens te herhalen – dat we ons inspannen om ons eigen ik terzijde te laten en onszelf te vergeten. Naastenliefde en nederigheid gaan nauw samen; en de rijpe vrucht is de eenheid. Als wij ons eerlijk als niets beschouwen; als wij begrijpen dat, zonder Gods hulp, het zwakste en onbeduidendste schepsel beter zou zijn dan wij; als wij zien, dat wij in staat zijn tot alle dwalingen en alle gruwelen; als wij ons zondaars weten ondanks onze hardnekkige strijd om al die ontrouw te vermijden; als wij dat alles doen, hoe kunnen wij dan nog kwaad denken van de anderen, hoe zouden wij dan in ons hart fanatisme, onverdraagzaamheid, hooghartigheid kunnen koesteren? Nederigheid voert ons als het ware bij de hand om te komen tot de wijze van omgaan met de naaste die het beste is: allen begrijpen, met allen in vrede leven, allen verontschuldigen; geen verdeeldheid zaaien, geen hinderpalen opwerpen; zichaltijdgedragen als werktuig voor de eenheid . [17]

Zoals in iedere deugd moet er ook orde zijn in de naastenliefde. Daarom moet deze zich, zonder iemand buiten te sluiten, op de eerste plaats richten op de mensen in onze onmiddellijke omgeving: het eigen gezin, vrienden, collega’s, buren en kennissen… Op die manier dragen we eraan bij dat de eenheid in de Kerk weer sterker wordt en werken we eraan mee – met de steun van het gebed – dat de vurig verlangde eenheid van alle christenen er komt. Hoe behandelen we de mensen die God om ons heen heeft geplaatst? Welke concrete attenties hebben we elke dag, in een blijde dienst, voor ieder van hen? Zetten we ons er helemaal voor in dat er thuis, op het werk, in onze vriendenkring deze goede geur van Christus [18] is door een oprechte vriendschap, door menselijke liefde die doordrenkt is van de liefde voor God?

Het belangrijkste apostolaat dat de gelovigen in de wereld moeten verwezenlijken, – schreef de heilige Jozefmaria – het beste getuigenis van het geloof, is er toe bijdragen dat men binnen de Kerk een sfeer van authentieke liefde proeft. Als wij elkaar niet echt liefhebben, maar elkaar het leven zuur maken, belasteren, onderling ruzie maken, wie zal zich dan door ons aangetrokken voelen als wij beweren de Blijde Boodschap van het evangelie te verkondigen? [19]

De Heer vraagt dat we begrip en verontschuldiging zaaien in de verschillende milieus van de maatschappij. Daartoe roept Hij iedere christen op, dat verwacht Hij van de mensen. Dit zaaien is mogelijk als de liefde voor Christus ons daartoe aanzet, die de verschillen van karakter, van opvoeding, van cultuur, weer verenigbaar weet te maken in de eenheid van zijn Mystiek Lichaam, zonder dat iets deze breekt. De Apostel wijst verscheidenheid niet af: ieder heeft van God zijn eigen gaven gekregen, de een deze, de ander die (vgl. 1 Kor 7, 7). Maar deze verschillen moeten wel ten dienste staan van het welzijn van de Kerk. Op dit moment voel ik me genoodzaakt – schrijft de heilige Jozefmaria – de Heer te vragen (…) dat hij niet zal toelaten dat in zijn Kerk het gebrek aan liefde tweedracht zaait onder de zielen. Liefde is het zout van het apostolaat van de christenen. Hoe zouden wij, als het zijn kracht verliest, de wereld tegemoet kunnen treden en met opgeheven hoofd zeggen: hier is Christus ? [20]

Over twee weken, op 14 februari, herdenken we in het Werk de dag waarop het apostolaatwerk, in 1930, werd uitgebreid tot de vrouwen, evenals de oprichting van het Priestergenootschap van het Heilig Kruis, in 1943. Onze Vader beschouwde dit samenvallen van data, in verschillende jaren, als een uitdrukking van de goddelijke Voorzienigheid, die de eenheid in het Opus Dei krachtig wilde onderstrepen. Laten we God danken voor dit goddelijke geschenk dat ieder van ons dient te bevorderen en te verdedigen, op de eerste plaats in ons persoonlijk leven en ook in onze omgeving.

Laten we bidden voor alle herders in de Kerk, opdat allen, met Petrus, het zichtbaar hoofd van het Mystiek Lichaam, door Maria naar Jezus gaan. Laten we de heilige Geest voortdurend aanroepen voor de volledige opname van de christenen en van de hele mensheid in de eenheid van de katholieke Kerk, opdat de woorden van Onze Heer in vervulling gaan: Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapsstal zijn. Ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem luisteren en het zal worden: één kudde, één herder. [21]

Ik wil niet eindigen zonder expliciet te herinneren aan de zeergeliefde don Álvaro, die de 19de zijn naamdag vierde. Van zijn beantwoording aan God kunnen we, naast veel andere dingen, leren om veel zorg te besteden aan deze bovennatuurlijke familie waartoe de Heer ons geroepen heeft – de Kerk, het Werk – door ons daarvoor, van harte, volledig in te zetten, zoals de eerste opvolger van de heilige Jozefmaria aan het hoofd van het Opus Dei heeft gedaan.

Begeleiden jullie mij zoals altijd bij mijn intenties; bidt in het bijzonder voor mijn zonen, geassocieerden van de prelatuur, die ik op de 18de tot diaken wijd.

Met alle genegenheid zegent jullie,

jullie Vader, + Javier

Rome, 1 februari 2012

1 . Joh 17, 21.

2. Hand 2, 42.

3. Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van de prediking, 23-4-1963.

4. Benedictus XVI, Toespraak in de algemene audiëntie, 19-1-2011.

5. Ibid .

6 . Hand 4, 32.

7. Benedictus XVI, Toespraak bij de Engel des Heren, 22-1-2012.

8. Heilige augustinus, Preek 46, 18 (PL 38, 280).

9. Cfr. 2 Kor 6, 6.

10. Heilige Jozefmaria, Aantekeningen van de prediking, jaar 1972.

11. Benedictus XVI, Encycliek Deus caritas est , 25-12-2005, n. 17.

12 . Ibid .

13 . Joh 13, 34-35.

14. Tertulianus, Apologético 39, 7 (CCL 1, 151).

15 . Jes 1, 17.

16. Benedictus XVI, Encycliek Deus caritas est , 25-12-2005, n. 18.

17. Heilige Jozefmaria, Vrienden van God , n. 233.

18. 2 Kor 2, 15.

19. Heilige Jozefmaria, Vrienden van God , n. 226.

20 . Ibid ., n. 234.

21 . Joh 10, 16.

Copyright © Prælatura Sanctæ Crucis et Operis Dei