“Het koude lichaam van Christus”

Nicodemus en Jozef van Arimatea - heimelijk leerlingen van Christus - nemen het voor Hem op vanuit de hoge functies die zij bekleden.

In het uur van de eenzaamheid, van de volledige verlatenheid en van de minachting komen zij audacter (Mc. 15, 43), dapper, naar voren...: heldhaftige dapperheid! Ik zal met hen het Kruis beklimmen. Ik zal met het vuur van mijn liefde het koude Lichaam omarmen.... ik zal Hem van de spijkers ontdoen met mijn eerherstel en verstervingen..., ik zal Hem inwikkelen in de nieuwe linnen doek van een zuiver leven, en ik zal Hem in de levende rots van mijn hart begraven, waar niemand Hem mij zal kunnen ontroven, en daar, Heer, moge U uitrusten! Al zou de hele wereld U verlaten en minachten..., serviam!, ik zal U dienen, Heer! (De Kruisweg, veertiende statie, nr. 1)

U zult vast wel hebben gemerkt hoe sommige moeders vanuit een terecht gevoel van trots zich haasten aan de zijde van hun kinderen te staan wanneer dezen zegevieren of hun publiekelijk eer wordt betoond. Anderen daarentegen blijven op de achtergrond, ook op die momenten, en houden van hen in stilte. Maria was zo'n moeder, en Jezus wist dat.

Maar nu, bij de schande van het Kruisoffer, was Maria juist wel aanwezig en bedroefd hoorde zij dat de voorbijgangers Hem hoonden, terwijl ze het hoofd schudden en zeiden: Gij daar, die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red Uzelf; als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van dat kruis af! (Mt 27, 39-­40). Onze Vrouwe hoorde de woorden van haar Zoon en deelde zijn smart: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Mat 27, 46). Wat kon zij doen? Zich verenigen met de verlossende liefde van haar Zoon, en de Vader de onmetelijke smart offeren die als een scherp zwaard haar zuiver hart doorboorde.

Jezus voelt zich opnieuw gesterkt door de bescheiden en liefdevolle aanwezigheid van zijn Moeder. Maria schreeuwt het niet uit, zij rent niet heen en weer. Stabat: zij staat, naast haar Zoon. Dan ziet Jezus haar aan, waarna hij zijn blik op Johannes richt. En hij roept uit: Vrouw, zie daar uw zoon. Vervolgens zegt Hij tot de leerling: Zie daar uw Moeder (Joh 19, 26­-27). In Johannes vertrouwt Christus alle mensen aan zijn Moeder toe, in het bijzonder zijn leerlingen: zij, die in Hem zouden geloven.

Felix culpa (Paaswake, Exsultet) —zingt de Kerk— gelukkige schuld, want zij heeft ons zo'n grote Verlosser gebracht. Gelukkige schuld, kunnen wij er bovendien aan toevoegen, die ons de heilige Maria als Moeder heeft gebracht. Voortaan zijn wij veilig, voortaan behoeven we ons nergens meer zorgen over te maken, want de Vrouwe, die gekroond is tot koningin van hemel en aarde, is alvermogend in haar smeken bij God. Jezus kan Maria, noch ons als kinderen van zijn eigen Moeder, iets weigeren.

Vrienden van God, 287-288

Ontvang berichten per e-mail

email