Umberto Eco: Sommigen vinden God te klein

"Het is verbazingwekkend, hoeveel mensen dat boek serieus nemen, en denken dat wat daarin staat, écht is. Zijn auteur, Dan Brown, heeft kennelijk een legioen van ijverige aanhangers in het leven geroepen, die geloven dat Jezus niet gekruisigd is, wel getrouwd is Maria Magdalena en koning van Frankrijk is geworden, en uiteindelijk zijn eigen versie van de Vrijmetselarij zou hebben gesticht."

Voor winkels en warenhuizen nadert de drukste periode van het jaar: allerlei artikelen gaan juist tijdens de vier weken vóór Kerstmis het snelst over de toonbank. De Kerstman betekent voor kinderen vooral één ding: cadeaus. Hij heeft niets meer te maken met de figuur, uit wie hij afgeleid is, namelijk Sint Nicolaas, die een wonder deed door aan drie meisjes, kinderen uit een arm gezin, bruidschatten te verschaffen, om ze uit een leven als prostituees te redden.

De mens is een godsdienstig wezen. Voor de menselijke psyche is het zeer moeilijk door het leven te gaan zonder die rechtvaardiging, en die hoop, die een godsdienst verleent.

Denk, bijvoorbeeld, aan de positivistische wetenschappers van de negentiende eeuw. In het openbaar gingen ze prat op hun streven om het heelal naar een consequent materialistische visie te verklaren; ‘s nachts deden ze, echter, mee aan spiritistische seances, in pogingen de geesten van de overledenen op te roepen. Ik kom nog steeds wetenschappers tegen, die, buiten het nauwe gebied van hun disciplines, bijgelovig zijn: dermate bijgelovig, dat ik soms geneigd ben te denken, dat wie tegenwoordig consequent ongelovig wil zijn, filosoof dient te zijn. Of misschien priester.

Wij hebben er behoefte aan, ons leven tegenover onszelf en tegenover de anderen te rechtvaardigen. Geld is een middel, geen waarde; we hebben middelen nodig, maar eveneens waarden. Middelen zijn niet alles: wij hebben ook doelen nodig. De grote vraag voor de mensen is: hoe ieder van ons het feit kan aanvaarden, dat hij/zij ooit dood zal gaan.

Geld kan ontzettend veel doen, maar het helpt niet om ons met onze dood te verzoenen. Het kan soms helpen om de dood uit te stellen: wie een miljoen pond aan medische behandelingen kan besteden, zal doorgaans langer leven dan iemand, die het niet kan. Wat hij/zij in ieder geval niet kan doen, is zijn/haar leven veel langer te rekken dan de gemiddelde levensverwachting van een rijke mens in een ontwikkeld land.

Als we alleen in geld geloven, zullen we vroeg of laat diens beperkingen ontdekken: het helpt niet om het feit te rechtvaardigen, dat wij sterfelijke dieren zijn. Hoe meer we aan dit feit trachten te ontsnappen, des te meer zijn we gedwongen te erkennen dat onze goederen niet helpen om aan onze dood een zin te geven.

Het aandragen van deze rechtvaardiging is de taak van een godsdienst. Godsdiensten zijn geloofssystemen, die mensen in staat stellen, hun bestaan te rechtvaardigen en zich met de dood te verzoenen. In Europa is de georganiseerde godsdienst de laatste jaren gestadig afgezwakt. Sinds jaren vervaagt het geloof in de christelijke kerken.

Ideologieën als het communisme, die beloofd hadden, de godsdiensten te vervangen, hebben toch op een opzienbarende, sensationele manier gefaald. Daarom zijn we nog op zoek naar iets, dat ieder van ons met het onvermijdelijke van zijn dood kan verzoenen.

Iemand – volgens sommigen G.K. Chesterton – heeft gezegd: “Wanneer de mens ophoudt in God te geloven, is het niet zo, dat hij nergens meer in gelooft: juist dan is hij bereid, alles te geloven.” Wie het dan ook gezegd heeft, die had gelijk. Men beweert vaak, dat wij in een sceptisch tijdperk leven. Dat klopt niet: onze tijd is juist een tijd van schandelijke lichtgelovigheid.

De “dood van God” – althans de dood van de christelijke God – ging gepaard met de geboorte van een overvloed aan nieuwe afgoden. Ze hebben zich vermenigvuldigd als bacteriën, op het lijk van de christelijke Kerk: van eigenaardige sektes en heidense culten tot het belachelijke, subchristelijke bijgeloof van de Da Vincicode.

Het is verbazingwekkend, hoeveel mensen dat boek serieus nemen, en denken dat wat daarin staat, écht is. Zijn auteur, Dan Brown, heeft kennelijk een legioen van ijverige aanhangers in het leven geroepen, die geloven dat Jezus niet gekruisigd is, wel getrouwd is Maria Magdalena en koning van Frankrijk is geworden, en uiteindelijk zijn eigen versie van de Vrijmetselarij zou hebben gesticht. Velen van hen die tegenwoordig het Louvre bezoeken doen dat alleen om naar Leonardo’s Mona Lisa te kijken, enkel en alleen omdat dit schilderij in Dan Brown’s roman zo een belangrijke rol speelt.

Ooit werd aan de pianist Arthur Rubinstein de vraag gesteld, of hij in God geloofde. Zijn antwoord was: “Neen, ik geloof niet in God; ik geloof in iets groters.” Onze cultuur lijdt aan een dergelijke inflatie. De bestaande godsdiensten zijn niet groot genoeg: wij vragen aan God iets meer dan wat de vertrouwde beelden van het christelijk geloof ons kunnen geven. Daarom wenden wij ons tot het occulte. Maar de zogenaamde occulte wetenschappen bieden geen echte openbaring van geheimen: wat ze doen is gewoon geloven dat er “iets” is, een geheim, dat alles verklaart en rechtvaardigt. Het werkt in hun voordeel, dat de mensen op deze manier het recht menen te hebben om de lege “verpakking” met hun eigen angst en hoop te vullen.

Als kind van de Verlichting, aanhanger van de waarden van de Verlichting – waarheid, vrij onderzoek, vrijheid – raak ik van deze trend depressief. Niet alleen omdat het occultisme een band heeft met fascisme en nazisme. Een band, die zeer sterk was: Himmler en vele volgelingen van Hitler dweepten met de meest kinderachtige fantasieën van het occultisme.

Hetzelfde geldt voor vele voormalige goeroes van het fascisme – waaronder Julius Evola – die nog steeds de neofascisten van mijn land betoveren. Werpt men een blik op de schapen van een boekhandel gespecialiseerd in occultisme, dan komt men gauw niet alleen de traditionele grote boeken over de Tempeliers, de pseudo-kabbalisten en – vanzelfsprekend – de Da Vincicode tegen, maar zelfs antisemitische traktaatjes als de Protocollen van De Wijzen van Sion.

Ik ben katholiek opgevoed en, ook al heb de Kerk verlaten, zal ik in de komende maand december, zoals elk jaar, weer voor mijn kleinzoon een kerststal bouwen. We zullen het met z’n tweeën doen, zoals mijn vader het samen met mij deed, toen ik een jonge jongen was. Ik koester diep respect voor de christelijke tradities, die, als rituelen om aan de dood het hoofd te bieden, nog steeds veel meer zin hebben dan hun zuiver commerciële alternatieven.

Ik denk dat ik het eens kan zijn met de van oorsprong katholieke, niet meer praktiserende, held van Joyce’s A Portrait of the Artist as a Young Man: “Wat voor bevrijding zou het zijn, als men verzaakt aan een absurditeit, die logisch en samenhangend is, om een absurditeit aan te hangen, die onlogisch en onsamenhangend is?” De godsdienstige viering van Kerstmis is tenminste een heldere, samenhangende absurditeit. De commerciële viering is niet eens dat.

Umberto Eco // The Sunday Telegraph