Paulus' reizen

Tijdens de algemene audiëntie van 27 augustus presenteerde paus Benedictus XVI een korte biografie van de apostel Paulus en vervolgde zo zijn net voor de vakantie begonnen catechesecyclus.

Zijn geboorteplaats is Tarsus (Hand. 22,3). Hij is een diaspora-jood, spreekt Grieks, heet Saulus, heeft het Romeinse burgerrecht (Hand. 22,25-28) en verdient de kost als tentenmaker (Hand. 18,3). Op dertienjarige leeftijd vertrekt Paulus naar Jeruzalem om daar opgevoed te worden bij rabbi Gamaliël. Hier ontwikkelt hij volgens de strengste normen van het farizeïsme grote ijver voor de mozaïsche Torah (Gal. 1,14; Fil. 3,5-6; Hand 22,3; 23,6; 26,5).

Op basis van de verworven diepe orthodoxie, erkent hij in de nieuwe Jezusbeweging een gevaar voor de joodse identiteit. Dit verklaart waarom hij zo heftig de Kerk Gods vervolgde, zoals hij driemaal in zijn brieven toegeeft (1 Kor. 15,9; Gal. 1,13; Fil. 3,6).

Gewoonlijk wordt de apostolische activiteit van Paulus onderverdeeld op basis van drie missiereizen, waartoe – als vierde – nog zijn aankomst als gevangene in Rome komt. Van dat alles vertelt Lucas in de Handelingen.

Voor de eerste reis (Hand. 13-14) heeft Paulus geen directe verantwoordelijkheid, deze is meer toevertrouwd aan de Cyprioot Barnabas. Samen vertrekken zij als afgezanten van de Kerk van Antiochië (Hand. 13,1-3), gaan scheep in de haven van Seleucië en keren na een lange reis terug naar hun vertrekplaats.

Zo ontstaat de Kerk der volkeren, de Kerk der heidenen. In de tussentijd ontbrandt in Jeruzalem een heftige discussie. In hoeverre moeten de christenen uit het heidendom verplicht zijn om zich levenswijze en wet van Israël eigen te maken? Om dit fundamentele probleem op te lossen, komt in Jeruzalem het zogenaamde Apostelconcilie bijeen. Men besluit bekeerde heidenen niet te verplichten tot gehoorzaamheid aan de mozaïsche wet (Hand. 15,6-30). Om aan Christus te behoren is de enige eis: met Christus en naar zijn woorden leven.

Met Silas begint Paulus aan zijn tweede missiereis (Hand. 15,36-18,22). Via centraal Anatolië wordt Troas bereikt aan de noordkust van de Egeïsche Zee. Hier ziet Paulus in een droom een Macedoniër aan de andere kant van de zee, dat wil zeggen in Europa. Die droomfiguur zegt: Steek over … en kom ons te hulp (Hand.16,9). Aangezet door dit visioen steekt Paulus over naar Macedonië en betreedt zo Europa. Uiteindelijk bereikt hij Athene. Daar preekt hij op de Areopaag voor heidenen en Grieken. De toespraak laat zien hoe de Grieken te laten begrijpen dat de God van de christenen geen vreemde God is, maar de door hun verwachte God, het ware antwoord op de diepste vragen van hun cultuur.

Van Athene gaat het naar Korinte. Tijdens dit eerste oponthoud in Korinte moet Paulus voor proconsul Gallio van de provincie Achaia verschijnen, omdat hij beschuldigd wordt van onwettige eredienst. Wij nemen aan, dat hij er rond het jaar 50 is aangekomen en tot 52 is gebleven. Vanuit Korinte keert Paulus via Kenchreë, Caesarea Maritima en Jeruzalem terug naar Antiochië.

Daar begint ook de derde missiereis (Hand. 18,23-21,16). Paulus gaat rechtstreeks naar Efese. Daar verblijft hij twee jaar. Hij schrijft er de brieven aan de Tessalonicenzen en Korintiërs. De stadsbevolking wordt tegen Paulus opgehitst door de plaatselijke zilversmeden, omdat deze hun inkomsten uit de teruglopende Artemisverering zien verminderen. Daarom vlucht Paulus naar het noorden. Hij gaat weer naar Griekenland, waarschijnlijk naar Korinte, waar hij zijn beroemde Romeinenbrief schrijft. Vervolgens bereikt hij Milete en houdt daar een belangrijke toespraak voor de oudsten van de Kerk van Efese (Hand. 20). Van Milete zeilt hij naar Tyrus en bereikt via Caesarea opnieuw Jeruzalem.

Door een misverstand wordt hij daar gevangen genomen. De doodstraf blijft hem dankzij het ingrijpen van de Romeinse tribuun bespaard (Hand. 21,27-36). Na een tijd van opsluiting zendt de volgende procurator hem met een militair geleide naar Rome, omdat Paulus als Romeinse burger in beroep was gegaan bij de keizer (toen Nero).

De Romereis gaat via Kreta en Malta en dan via Syracuse, Reggio Calabria en Pozzuoli. De Romeinse christenen komen hem tegemoet over de Via Appia. In Rome ontmoet hij afgevaardigden van de Hebreeuwse gemeenschap. Hij vertrouwt hun toe: Het is om de verwachting van Israël dat ik deze ketenen draag (Hand. 28,20). Het verhaal van Lucas eindigt met de mededeling dat hij twee volle jaren in Rome vertoeft, zonder iets te vermelden over een veroordeling door de keizer of de dood van de aangeklaagde.

Vertaling Sef Adams // Katholiek Nieuwsblad