Naar Rome

Christus, Maria, en de Paus zijn altijd de grote liefdes van zijn leven geweest. En nu was hij uiteindelijk daar, heel dichtbij de plaatsvervanger van Christus, in de nacht van 23 op 24 juni 1946.

De heilige Jozefmaria tijdens de eerste dagen in Rome.

Christus, Maria, en de Paus zijn altijd de grote liefdes van zijn leven geweest. En nu was hij uiteindelijk daar, heel dichtbij de plaatsvervanger van Christus, in de nacht van 23 op 24 juni 1946.

Staande op het balkon van de bovenste verdieping van een gebouw op een plein tussen de Tiber en de Sint Pieter, besefte Jozefmaria hoe dicht hij, in volgelvlucht gezien, bij de appartementen van de paus zat. Alleen de straat en de lage kazerne van de Zwitserse Garde scheidden hen van elkaar. Het was avond en door de verlichte ramen kon hij bijna het profiel van Pius XII onderscheiden. Dat ontroerde hem en hij besloot de nacht door te brengen op het bakon, wakend in gebed in deze uren waarin de Heilige Vader rustte.

Gesprek met paus Pius XII

Wat een herinneringen! Reeds in de tijd van Pius XI maakte hij lange wandelingen dwars door Madrid om zieken te bezoeken, terwijl hij de rozenkrans bad; aan het slot van zo'n wandeling stelde hij zich dan voor de Communie uit handen van de paus te ontvangen. De paus was een van zijn drie liefdes geworden, samen met Christus en Maria. Nu was hij daar. Het was de nacht van 23 op 24 juni 1946. Bij het aanbreken van de dag, in de frisse Romeinse ochtendlucht, bevond hij zich nog op het balkon. Hij was uitgeput, de avond ervoor was hij namelijk in Rome aangekomen na een lange reis.

Het Werk had een pauselijke goedkeuring nodig, die de lekenstaat van zijn leden en de eenheid van zijn apostolaat in alle bisdommen van de wereld zou garanderen. Maar wat moest de juridische vorm zijn van die goedkeuring? Het canonieke recht voorzag niet in een raamwerk die dit nieuwe pastorale verschijnsel recht deed. Dit verschijnsel, dat gewone christenen de heiligheid zoeken in het dagelijkse leven door middel van hun werk, toonde slechts overeenkomsten met hoe de eerste christenen hadden geleefd. Álvaro del Portillo, een van de eeste drie priesters, was in naam van de stichter reeds twee keer in Rome geweest om hierover te praten, maar hij kwam steeds voor dichte deuren te staan. Ze hadden hem gezegd dat het Opus Dei honderd jaar te vroeg was gekomen.

De heilige Jozefmaria na een audiëntie bij paus Paulus VI.

De stichter was ernstig ziek. Sinds 1944 leed hij aan een acute vorm van suikerziekte. “De artsen beweren, - zei hij - dat ik van het ene moment op het andere kan doodgaan. Wanneer ik naar bed ga, weet ik niet of ik nog zal opstaan. En wanneer ik opsta, weet ik niet of ik de avond haal of niet.” De behandelend arts, een bekende specialist, zei hem met betrekking tot de reis naar Rome die hij wilde maken: "Ik sta niet voor uw leven in.”

Jozefmaria vertrok van Madrid naar Barcelona om zich daar in te schepen voor de boot naar Genua. In de Catalaanse hoofdstad organiseerde hij een samenkomst met zijn zonen. Het was niet zijn ziekte die hem zorgen baarde maar de juridische toekomst van het Werk. "God, zou U mij hebben kunnen toestaan zoveel zielen in goed vertrouwen te misleiden, als ik alles alleen maar gedaan heb ter meerdere eer en glorie van U, wetende dat het uw wil was? Is het mogelijk dat de Heilige Stoel zal zeggen dat we honderd jaar te vroeg zijn gekomen? We hebben alles achtergelaten om U te volgen! Ik wilde niemand misleiden. Ik wilde nooit iets anders doen dan U dienen. Is het mogelijk dat ik een bedrieger ben?” De leden uit Barcelona luisterden geëmotioneerd toe. Achtervolgd door laster hadden ze al van de stichter geleerd volkomen op God te vertrouwen.

Samen met de jonge rechtshistoricus José Orlandis scheepte hij zich in op het stoomschip J.J. Sister. Onderweg stak er een ongewoon hevige storm op die van het schip, gedurende twintig uur, een speelbal op de golven maakte. Allen, van de kapitein tot de laatste passagier, werden zeeziek. Ze liepen zelfs gevaar schipbreuk te lijden. Ondanks zijn ziekte bewaarde de heilige Jozefmaria zijn kalmte en ook zijn gevoel van humor. Een beetje schertsend zei tegen Orlandis: “Het lijkt erop dat het de duivel een gruwel is dat we in Rome aankomen!” In Genua wachtte Don Álvaro op hen. Per auto gingen ze naar Rome. Onderweg ondervonden ze veel hinder door de verwoestingen die de Tweede Wereldoorlog het land had toegebracht.

Korte tijd later vertelde hij een lid van de kerk over die eerste nacht in Rome; in gebed op het balkon met uitzicht op de Sint Pieter. Kort daarna kwam hij erachter dat het verhaal de ronde deed en dat sommigen hem achter zijn rug uitlachten. “Eerst kwetste dit geroddel me, maar het zorgde voor een liefde voor de paus die minder ‘Spaans’ was, waarmee ik bedoel minder emotioneel. Een liefde voortkomend uit een meer vaste, meer theologische en daardoor diepgaandere reflectie. Sindsdien heb ik altijd gezegd ‘in Rome verloor ik mijn onschuld.’ Gelukkig is dit voorval nuttig voor mijn ziel geweest.”

Paus Johannes XXIII en Paus Paulus VI

De aanwezigheid van de stichter versnelde de ingewikkelde goedkeuringsprocedure. De woorden van genegenheid en aanmoediging die hij in het Vaticaan kreeg, waren van Mgr. Giovanni Battista Montini, de latere paus Paulus VI, die Jozefmaria altijd veel vriendschap en genegenheid betoonde. Pius XII ontving hem kort daarna in audiëntie. Eerder had hij al enkele leden van het Opus Dei leren kennen, maar hij werd getroffen door de figuur van de stichter. Naderhand vertrouwde hij kardinaal Golroy toe: “Hij is een echte heilige, een door God gezonden man voor deze tijden.”

Paus Pius XII gaf het Werk de definitieve pauselijke goedkeuring in 1950. Daarmee kreeg het Opus Dei een juridische kader, om met een zekere stabiliteit zijn apostolisch werk te kunnen verrichten.

De zalige paus Johannes XXIII met de heilige Jozefmaria en Álvaro del Portillo.

Veel kardinalen en bisschoppen kwamen met de heilige Jozefmaria praten in zijn bescheiden appartement bij het Vaticaan. Zijn theologisch gewortelde liefde voor de paus zou zijn hele leven voortduren en groeien. Als antwoord hierop nam de warmte en de achting voor het Opus Dei toe. De opvolger van Pius XII, Johannes XXIII, had reeds kennis gemaakt met de geest van het Werk in 1950, tijdens zijn verblijf in studentenhuizen in Santiago de Compostela en Zaragoza. Op 5 maart was de eerste audiëntie met de nieuwe paus.

Paus Paulus VI bejegende hem en het Opus Dei met liefde. “Wij stellen met vaderlijke voldoening vast", schreef de paus in 1964, "hoeveel het Opus Dei heeft volbracht en nog steeds volbrengt voor het Koninkrijk van God; hoe het wordt geleid door de wens het goede te doen; hoe het gekenmerkt wordt door een vurige liefde voor de Kerk en haar zichtbare hoofd, de paus; en door een brandende ijver voor de zielen, die het aanzet om de steile en moeilijke wegen van het apostolaat van aanwezigheid van getuigenis te begaan op alle gebieden van het hedendaagse leven". De Paus had de gelegenheid om de stichter ontelbare keren te ontmoeten en zijn overtuiging dat hij een heilige was tot uitdrukking te brengen.

“Wanneer jullie oud zijn,” zei de stichter jaren later tegen leden van het Opus Dei, “en ik al rekenschap heb afgelegd aan God, zeg dan tegen jullie broeders dat de Vader met heel zijn hart van de Paus hield.”