Decreet 'Apostolicam actuositatem'

Tweede Vaticaans Concilie, Decreet over het lekenapostolaat ‘Apostolicam actuositatem’ (hoofdstuk I, nr. 2). De leden van het Opus Dei zijn, net zoals de andere christenen, geroepen om het apostolaat in de maatschappij uit te oefenen. Hier volgen enkele nummers van het decreet.

Deelneming van de leken in de zending van de Kerk

2. De Kerk is gesticht, om alle mensen deel te doen hebben aan verlossing en heil (vgl. Pius XI, encycliek Rerum Ecclesiae: AAS 18 (1926), p. 65) en door hen de gehele wereld metterdaad tot Christus te richten, door de uitbreiding van het rijk van Christus over geheel de aarde tot glorie van God, de Vader. Iedere activiteit van het mystieke lichaam die zich dit ten doel stelt, noemt men apostolaat en de Kerk verricht dit apostolaat door al haar leden, zij het bij elk op andere wijze; de christelijke roeping is namelijk krachtens haar aard tegelijk een roeping tot het apostolaat. In het organisme van een levend lichaam gedraagt geen enkel lid zich louter passief, maar door zijn aandeel in het leven deelt het tegelijk in de activiteit van het lichaam. Zo is het ook in het lichaam van Christus, dat de Kerk is, waar het gehele lichaam, ‘door de werking die ieder deel is toegemeten, de lichaamsgroei voltrekt’ (Ef. 4,16). In dit lichaam zijn de leden zelfs zo sterk met elkaar verbonden en zo nauw samengevoegd vgl. (Ef. 4,16), dat een lid dat zijn taak bij de opbouw van het lichaam niet volledig vervult noch voor de Kerk noch voor zichzelf van nut kan worden genoemd.

Er is in de Kerk verscheidenheid van bediening, maar eenheid van zending. Aan de apostelen en hun opvolgers heeft Christus de opdracht toevertrouwd om in zijn naam en door zijn macht te onderwijzen, te heiligen en te besturen. De leken, deelachtig geworden aan het priesterlijk, profetisch en koninklijk ambt van Christus, vervullen echter een eigen taak in de zending van het gehele volk van God in de Kerk en in de wereld. (Vgl. Vaticanum II, dogm. const. over de Kerk, Lumen gentium, n. 31: AAS 57 (1965 ), p. 37.)

Zij oefenen werkelijk apostolaat uit, wanneer zij zich wijden aan evangelisatie en heiliging van de mensen en de tijdelijke orde met evangelische gezindheid bezielen en vervolmaken, zodat hun werkzaamheid in deze orde duidelijk van Christus getuigt en in dienst staat van het heil van de mensen. Omdat het karakteristiek is voor de leek, dat hij midden in de wereld met haar eigen structuren leeft, is hij speciaal door God geroepen om, in een vurige christelijke geest, als een zuurdesem zijn apostolaat in de wereld te verrichten.