De jaren op het seminarie

Waarom wordt ik priester? De Heer wil iets met mij: maar wat? En in Latijn - niet erg mooi Latijn - ... bleef ik herhalen 'Domine, ut videam! Ut sit! Ut sit!' Moge datgene wat U wilt en dat ik niet weet, werkelijkheid worden!

Jozefmaria als seminarist

"Waarom wordt ik priester? De Heer wil iets met mij: maar wat? En in Latijn — niet erg mooi Latijn — … bleef ik herhalen Domine, ut videam! Ut sit! Ut sit! Moge datgene wat U wilt en dat ik niet weet, werkelijkheid worden!”

“De jaren verstreken en vele nare en smartelijke dingen gebeurden waarover ik jullie niet zal vertellen. Hoewel zij mij geen pijn meer doen, zullen ze jullie bedroefd maken. Het waren bijlslagen in de boom gehakt door de Heer. Van die boom was hij een balk aan het vormen die, ondanks zijn zwakte, gebruikt zou worden om zijn Werk te gaan doen. Bijna zonder het me te realiseren, bleef ik herhalen Domine, ut videam! Domine, ut sit! Heer, laat het me zien! God, laat het werkelijkheid worden! Ik wist niet wat het was dat Hij wilde, maar ik ging door... zonder iets uitzonderlijks te doen en werkend met de gebruikelijke intensiteit. Zo waren de jaren in Zaragoza."

In 1920 kwam Jozefmaria aan op het seminarie van San Carlos in Zaragoza, na eerst colleges te hebben gevolgd als niet-inwonend student aan het diocesane seminarie van Logroño. Op het San Carlos seminarie werd hij door kardinaal Soldevilla vanwege zijn gedrag en zijn persoonlijke kwaliteiten tot overste benoemd. Het waren jaren van intense studie en gebed.

Hij bezocht elke dag de nabij gelegen basiliek waar van oudsher Onze Lieve Vrouw van "El Pilar" wordt vereerd. Aan haar vertrouwde hij zich toe, in afwachting van het definitieve licht met betrekking tot Gods wil. “Half blind als ik was, wachtte ik nog steeds op het waarom. Waarom wil ik priester worden? De Heer wil iets met me, maar wat? In Latijn herhaalde ik de woorden: Domine, ut videam! Ut sit! Ut sit! Moge datgene wat U wil en dat ik niet weet, werkelijkheid worden!"

Zijn vroomheid manifesteerde zich ook in tedere, kinderlijke gebaren. Hij vertelde bijvoorbeeld: “Op een dag liet ik me insluiten in de kerk. Ik begaf me na sluitingstijd naar de afbeelding van Maria, overigens met medeweten van een bevoegde priester. Dichtbij gekomen, kuste ik het beeld van onze Moeder. Ik wist dat het kussen van haar mantel uitsluitend was voorbehouden aan de kinderen en de autoriteiten. Toch was en ben ik er zeker van dat het mijn Moeder van "El Pilar" een genoegen was dat ik een keer de gevestigde gewoonten in haar kathedraal overtrad."

Het gebed tot Maria ging gepaard met een diepe eucharistische vroomheid. Jozefmaria bracht veel tijd door in de kapel van het seminarie. Soms verbleef hij de hele nacht op een galerij van de bovenverdieping. Hij noteerde dan op velletjes papier lang overpeinsde teksten uit de Schrift.

28 maart 1925: Jozefmaria wordt priester gewijd

Op 27 november 1924 werd de seminarist gevraagd met spoed naar Logroño te komen: zijn vader was plotseling overleden. “Toen mijn vader stierf was hij uitgeput" herinnerde Jozefmaria zich jaren later. "Hij had altijd een glimlach op de lippen...” Het overlijden van de vader verergerde de financiële problemen van het gezin. Nog in rouw, werd hij op 28 maart 1925 tot priester gewijd in de kapel van het seminarie. Hij vierde zijn eerste Mis in de Basiliek van "El Pilar" aan de voeten van het genadebeeld. Alleen zijn moeder, zijn zus en een paar vrienden waren aanwezig. De Mis werd opgedragen voor de zielrust van zijn vader.

Vanaf dat moment had de heilige Mis een nog centralere plaats in zijn leven. In de Mis zou hij belangrijke genaden voor de vervulling van zijn zending ontvangen. Op het altaar legde hij zijn verzoeken neer, uit het altaar haalde hij zijn kracht. Om deze ervaring over te dragen, raadde hij aan: "Blijf strijden opdat het heilig Misoffer echt het middelpunt en de wortel van je geestelijk leven wordt, zodat je hele dag een eredienst wordt, een voortzetting van de Mis die je bijgewoond hebt en een voorbereiding op de volgende. Een dag vol schietgebeden, bezoeken aan het Allerheiligste, het opofferen van je beroepswerk, van je gezinsleven..."