Wat is een engel?

Preek gehouden in de Sint Pieter op het feest van de heilige Aartsengelen, 29 september 2007 door Paus Benedictus XVI.

Wat is een Engel?

De Heilige Schrift en de overlevering van de Kerk laten ons twee aspecten opmerken. Van de ene kant is de Engel een schepsel dat voor God staat, met heel zijn wezen op God gericht. Alle drie de namen van de Aartsengelen eindigen met het woord "El", wat "God" betekent. God is geschreven in hun namen, in hun natuur. Hun ware natuur is het bestaan met het oog op Hem en voor Hem.

Zo is ook het tweede aspect te verklaren dat kenmerkend is voor de Engelen: zij zijn boodschappers van God. Zij brengen God bij de mensen, zij openen de hemel en openen zo ook de aarde. Juist omdat zij bij God zijn, kunnen zij ook heel dicht bij de mens zijn. God is immers dichter bij ons innerlijk dan dat wij dat zelf zijn. De Engelen spreken tot de mens over wat zijn ware wezen uitmaakt, over wat in zijn leven zo dikwijls bedekt en begraven is. Zij roepen hem op weer in zichzelf te keren, door hem van Godswege aan te raken. In deze zin zouden ook wij, als mensen, steeds opnieuw engelen moeten worden voor elkaar - engelen die elkaar weghalen van verkeerde wegen en weer opnieuw op God richten.

Als de Kerk van de Oudheid de Bisschoppen "engelen" van hun Kerk noemt, wil zij precies dit zeggen: de Bisschoppen moeten zelf mannen van God zijn, moeten op God gericht leven. "Multum orat pro popolo" - "Hij bidt veel voor het volk", zegt het Brevier van de Kerk naar aanleiding van de heilige Bisschoppen. De Bisschop moet iemand zijn die bidt, iemand die voor de mensen ten beste spreekt bij God. Hoe meer hij dat doet, hoe meer hij ook de mensen begrijpt die hem zijn toevertrouwd en kan hij voor hen een engel worden - een boodschapper van God, die hen helpt hun ware natuur, zichzelf te vinden en te leven zoals God hen ziet.

Michaël

Dat alles wordt nog duidelijker als we nu naar de gestalten kijken van de drie Aartsengelen, wier feest de Kerk vandaag viert. Allereerst is daar Michaël. We komen hem in de heilige Schrift vooral tegen in het boek Daniël, in de brief van de heilige Apostel Judas Taddeüs en in de Apokalyps.In deze teksten worden van deze aartsengel twee taken duidelijk. Hij verdedigt de zaak van de ene God tegen de aanmatiging van de draak, van de "oude slang", zoals Johannes zegt. Het is de voortdurende poging van de slang om de mensen te doen geloven dat God moet verdwijnen, opdat zij groot kunnen worden; dat God onze vrijheid in de weg staat en dat wij ons daarom van Hem moeten ontdoen. Maar de draak klaagt niet alleen God aan. De Apokalyps noemt hem ook "de aanklager van onze broeders, die hen aanklaagt bij onze God, dag en nacht" (Openb. 12, 10). Wie God opzij zet, maakt de mens niet groot, maar ontneemt hem zijn waardigheid. Dan wordt de mens een mislukt product van de evolutie. Wie God aanklaagt, klaagt ook de mens aan. Het geloof in God verdedigt de mens bij al zijn zwakheden en ontoereikendheden: de schittering van God straalt over ieder van ons.

Het is een taak van de Bisschop als man van God om, tegen de ontkenningen in, ruimte te maken voor God in de wereld en zo de grootheid van de mens te verdedigen. En wat zou men groters kunnen zeggen of denken over de mens dan het feit dat God zelf mens geworden is?

De andere taak van Michaël is volgens de Schrift die van beschermer van het Volk van God. Dierbare vrienden, weest ware "engelbewaarders" van de Kerken die u toevertrouwd zullen worden! Helpt het Volk van God dat u moet voorgaan op zijn pelgrimstocht, de vreugde in het geloof te vinden en de onderscheiding der geesten te leren: het goede te aanvaarden en het kwade te weigeren, mensen te blijven en steeds meer te worden die in kracht van de hoop van het geloof liefhebben in gemeenschap met de God die liefde is.

Gabriël

De engel Gabriël komen wij vooral tegen in het kostbare verhaal van de aankondiging van de vleeswording van God aan Maria, zoals Sint Lucas dat weergeeft (Lc. 1, 26-38). Gabriël is de boodschapper van de vleeswording van God. Hij klopt aan de deur van Maria aan en door zijn bemiddeling vraagt God zelf aan Maria haar "ja" op het voorstel de Moeder te worden van de Verlosser: haar menselijk vlees te geven aan het eeuwig Woord van God, aan de Zoon van God.

Bij herhaling klopt de Heer aan de deuren van het menselijk hart. In de Apokalyps zegt hij tegen de "engel" van de Kerk van Laodicéa en door hem heen tegen de mensen van alle tijden: "Zie, Ik sta voor de deur en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij Hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en Hij met mij" (Openb. 3, 20). De Heer staat aan de deur - aan de deur van de wereld en van ieder hart afzonderlijk. Hij klopt om binnengelaten te worden: de "incarnatie" van God, zijn vleeswording moet doorgaan tot aan het einde der tijden. Allen moeten in Christus in één enkel lichaam verenigd worden: dat zeggen ons de grote hymnen op Christus in de brief aan de Efeziërs en in die aan de Kolossenzen.

Christus klopt aan. Ook vandaag de dag heeft Hij mensen nodig die om zo te zeggen Hem hun eigen vlees ter beschikking stellen, die hem de materie van de wereld en van hun eigen leven geven, en zo de vereniging dienen van God en de wereld, de verzoening van het heelal. Dierbare vrienden, het is uw taak om in Christus' Naam aan te kloppen aan de harten van de mensen. Wanneer U zelf in de vereniging met Christus binnengaat, zult u ook de taak van Gabriël op u kunnen nemen: de roep van Christus bij de mensen brengen.

Rafaël

De heilige Rafaël wordt ons vooral in het Boek Tobit voorgesteld als de Engel aan wie de taak van het genezen wordt toevertrouwd. Wanneer Jezus zijn leerlingen uitzendt, wordt aan de taak van de verkondiging van het Evangelie altijd ook die van het genezen gekoppeld. De barmhartige Samaritaan die de man opneemt en geneest die gewond langs de straat lag, wordt op een woordeloze manier de getuige van Gods liefde. Deze gewonde mens, die zo'n behoefte heeft aan genezing, dat zijn wij allen. Het Evangelie verkondigen beteken op zich al genezen, want de mens heeft bovenal nood aan de waarheid en de liefde.

Van de Aartsengel Rafaël worden in het Boek Tobit twee symbolische geneestaken verhaald. Hij geneest de verstoorde gemeenschap tussen man en vrouw. Hij geneest hun liefde. Hij verjaagd de demonen die steeds weer opnieuw hun liefde verscheuren en vernietigen. Hij zuivert de atmosfeer tussen de twee en geeft hun het vermogen elkaar voor altijd te aanvaarden. In het verhaal van Tobias wordt deze genezing verteld in legendeachtige beelden. In het Nieuwe Testament wordt de ordening van het huwelijk, ingesteld bij de schepping en op veelvoudige wijze bedreigd door de zonde, genezen doordat Christus haar opneemt in zijn verlossende liefde. Hij maakt van het huwelijk een sacrament: zijn liefde, voor ons gekruisigd, is de genezende kracht die bij alle verwarring het vermogen tot verzoening geeft, de atmosfeer zuivert en de wonden geneest. Aan de priester wordt de taak toevertrouwd de mensen steeds opnieuw naar de verzoenende kracht van Christus' liefde te leiden. Hij moet de genees-"engel" zijn die hen helpt hun liefde te verankeren in het sacrament en het van daaruit te beleven met een steeds vernieuwde inzet.

Op de tweede plaats spreekt het Boek Tobit over de genezing van de blinde ogen. Wij weten allen hoe sterk wij vandaag de dag bedreigd worden door de blindheid voor God. Hoe groot is niet het gevaar dat wij, ten overstaan van alles wat wij weten over de materiële dingen en wat wij in staat zijn daarmee te doen, blind worden voor het licht van God. Deze blindheid genezen door middel van de boodschap van het geloof en het getuigenis van de liefde, is de Rafaëldienst die dag na dag wordt toevertrouwd aan de priester en in het bijzonder aan de Bisschop.

Lees meer over engelen in de Catechismus van de Katholieke Kerk. Vanaf alineanr. 328.