Jezus draagt zijn kruis naar de berg van Calvarië

“Maar de belangrijkste reden om de praktijk van het rozenkransgebed sterk aan te moedigen, is omdat het staat voor een zeer effectieve manier om onder gelovigen die toewijding te bevorderen tot contemplatie van het christelijke mysterie” (Johannes Paulus II, "Rosarium Virginis Mariae", 5). Teksten van de heilige Jozefmaria over het vierde droevige geheim.

Maar de Joden schreeuwden: 'Als ge die man vrij laat, zijt ge geen vriend van de keizer. Wie zich voor koning uitgeeft, komt in verzet tegen de keizer.' Toen Pilatus hen dat hoorde roepen, liet hij Jezus naar buiten brengen en ging op de rechterstoel zitten op de plaats die Litostrotos heet, in het Hebreeuws Gabbata. Het was de voorbereidingsdag voor Pasen, ongeveer het zesde uur. Hij zei tot de Joden: 'Hier is uw koning.'

Maar zij schreeuwden: 'Weg, weg met Hem! Kruisig Hem!' Pilatus vroeg: 'Zal ik dan uw koning kruisigen?' De hogepriesters antwoordden: 'Wij hebben geen andere koning dan de keizer!' Toen leverde hij Hem aan hen uit om de kruisdood te ondergaan, en zij namen Hem over. Zelf zijn kruis dragend trok Jezus de stad uit naar wat de Schedelplaats heet, in het Hebreeuws Golgota. Joh. 19, 12-17.

TEKSTEN VAN DE HEILIGE JOZEFMARIA:

Met het Kruis op zijn schouders trekt Jezus naar de Calvarieberg, die in het Hebreeuws Golgota heet (Joh. 19, 17). – Zij houden een zekere Simon aan, een man uit Cyrene, die van het veld komt; hem beladen ze met het Kruis om het achter Jezus aan te dragen (Lc. 23, 26).

Nu is de voorspelling van Jesaja (53, 12) in vervulling gegaan: cum sceleratis reputatus est – Hij werd onder de boosdoeners geteld; want er werden nog twee anderen weggevoerd, rovers, om samen met Hem ter dood te worden gebracht (Lc. 23, 32).

Als iemand Mij wil volgen... jonge vriend, wij zijn bedroefd, terwijl we het Lijden van Onze Heer Jezus beleven. – Zie, hoe liefdevol Hij het Kruis omhelst. – Leer van Hem. – Jezus draagt het Kruis voor jou: draag jij het dan voor Jezus.

Maar sleep het Kruis niet achter je aan... Neem het vastberaden op je schouders, want als je het zó draagt, zal jouw Kruis niet zomaar een Kruis zijn, maar... het Heilig Kruis. Berust niet in het Kruis. Berusting is niet zo'n edelmoedig woord. Bemin het Kruis. Als je het werkelijk liefhebt, zal jouw Kruis... een Kruis zonder Kruis zijn.

En jij zult zeker, net zoals Hij, Maria op je weg ontmoeten. De Heilige Rozenkrans, 4e droevige geheim.

Offer, offer! Het is waar: het volgen van Christus — Hij heeft het zelf gezegd — is het dragen van het Kruis. Maar ik hoor niet graag dat mensen die van de Heer houden, zoveel over kruisen en onthechting spreken: als er liefde is, is een offer — ook al kost het moeite — aangenaam en is het kruis het heilige Kruis. De ziel die zo weet lief te hebben en zich te geven, wordt vervuld van blijdschap en vrede. Waarom is het dan nodig om zo de nadruk te leggen op het — offer — alsof je medelijden wilt hebben, als het kruis van Christus — dat je leven is — je gelukkig maakt? De Voor, nr. 249.

Jezus is uitgeput. Zijn schreden worden steeds wankeler, en de soldaten hebben haast om alles te beëindigen. Daarom houden zij, zodra ze de stad hebben verlaten via de Rechtspoort, een man aan die van zijn akker terugkwam. Hij heet Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, en zij dwingen hem het Kruis van Jezus te dragen (vgl. Mc. 15, 21).

In het grote geheel van de passie betekent deze hulp bitter weinig. Maar Jezus heeft genoeg aan een glimlach, een woord, een gebaar, een beetje liefde, om zijn genade rijkelijk uit te storten in de ziel van de vriend. Jaren later zullen de zonen van Simon, inmiddels christenen geworden, erkenning en waardering genieten onder hun broeders in het geloof. Alles begon bij een onverwachte ontmoeting met het Kruis.

Ik openbaarde Mij aan wie niet naar Mij vroegen, en liet Mij vinden, door wie Mij niet zochten (Jes. 65, 1). Soms verschijnt het Kruis zonder dat wij het zoeken: het is dan Christus die naar ons vraagt. En mocht het hart afkeer tonen van dit onverwachte, juist daarom nog somberder Kruis, ... geef het dan geen vertroostingen. En als het er toch om vraagt, zeg het dan langzaam in een edel medegevoel en vertrouwelijk: Hart, hart aan het Kruis, hart aan het Kruis. De Kruisweg, 5e statie.

Jezus heeft Zichzelf overgeleverd tot een holocaust uit liefde. En u, leerling van Christus; u, uitverkoren kind van God; u, die vrijgekocht bent tegen de prijs van het Kruis; u moet bereid zijn niet toe te geven aan uw aardse verlangens. Daarom mogen we, noch u, noch ik, ons —wat de concrete omstandigheden ook zijn waarin we ons bevinden— niet egoïstisch, verburgerlijkt, gemakzuchtig, onnozel… —excuseer me dat ik het zo onomwonden zeg— dwaas gedragen. “Als u verlangt naar de achting der mensen, naar aanzien en waardering, bent u van de weg afgedwaald… In de stad der heiligen zullen alleen binnengaan, uitrusten en heersen met de Koning voor de eeuwen der eeuwen wie de ruwe, steile en smalle weg van tegenspoed zijn gegaan" (Pseudo­Macarius, Homiliae, 12, 5 [PG 34, 559]).

Het is nodig dat u vrijwillig besluit uw kruis op te nemen. Zo niet, dan volgt u Christus na met de mond, maar ontkennen uw daden het. Dan zult u niet intiem met de Meester om kunnen gaan en Hem niet werkelijk kunnen beminnen. Het is van belang dat wij, christenen, overtuigd zijn van deze realiteit: wij vervolgen onze weg niet in Christus' nabijheid, tenzij wij in staat zijn spontaan afstand te doen van allerlei zaken waar onze grilligheid, ijdelheid, genotzucht, voordeel… naar haken. Er mag geen dag voorbijgaan zonder dat u die dag gekruid hebt met de pittigheid en het zout van de versterving. En zet nu eens die gedachte van u af, dat u dan ongelukkig zou zijn. Een mager geluk zal uw lot zijn, als u niet leert uzelf te overwinnen, als u zich laat platwalsen en overheersen door uw lusten en luimen in plaats van manmoedig uw kruis op te nemen. Vrienden van God, nr. 129.

Het Kruis beminnen is vol vreugde afzien uit liefde voor Christus, ook als het moeite kost en omdát het moeite kost… Je weet uit ervaring dat dit met elkaar te verenigen is. De Smidse, nr. 519.